Verzen(1894)–Willem Kloos– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 10] [p. 10] X. - O, lichte Visioenen mijner Jeugd! Al, àl te dierbare herinneringen, Toen 'k dorst met stamelenden mond te zingen De groote droomen mijner zienersvreugd. Gaat heen, 't wordt tijd: op wilde golven dringen, Wat géén mensch deert en niemand ook verheugt, Grootmachtig-naakte en gruwbaar-simple dingen... 'k Zeg thans Mij-zelven en Diens groote Deugd: Der Smart oprijzing en der Mensch-vreugd val, Der Wijsheid bitterst, wat elk mensch zou zwijgen, Diep-menschelijke Waarheid, wees gegroet! Want uit het binnenst van Mijns-Zelfs-zelf zal Op maat van zware melodieën stijgen De Apokalupsis van mijn donkren gloed. Vorige Volgende