van zijn kunstenaarschap zich benaderen liet. Maar al het andere, al die uiterlijke heel-gewone wederwaardigheden, zou hoogstens ter bevrediging eener nieuwsgierige belangstelling kunnen dienen, maar daarom toch niet het minste ook maar bijbrengen tot een waarachtige verklaring zijner kunst.
B. Hetzelfde wat ik hier van Perk's leven zeide en het verband daarvan met zijn kunst, geldt, in nog hoogere mate alleen, van des heeren Schepers belangstelling in feitelijke bijzonderheden over Mathilde, het meisje, dat Jacques Perk inspireerde tot zijn gedicht.
De vraag zou buitendien een beetje moeielijk te beantwoorden zijn, want Jacques Perk zelf wist nagenoeg niets van Mathilde af. Hij kende haar alleen als een der gasten van een dorps-hotel in 't Zuiden van België, waar de menschen des zomers te zamenkomen terwille van een beetje meer vrijheid en natuur. Zij hebben tezamen, gedurende een paar weken, gepraat en gegeten, prettig gewandeld in gezelschap van anderen, uitstapjes gemaakt, en wat absoluut-idealistisch geflirt misschien. Maar Mathilde was verloofd met een ander, en van een eigenlijke liefdesbetrekking kon dus heelemaal geen sprake zijn.
Toen zij dus, na enkele weken, weer ieder hun eigen kant uitgingen, bleef er bij hem niet anders over dan een vage, schoon diepe weemoed, getemperd slechts door het blijde bewustzijn, dat hij, door zijn gevoel voor haar, eindlijk tot waarachtig artiest was gerijpt.
Daar dit zoo is, zou de bewondrende lezer der Mathilde er iets aan hebben, zou hij die verzen, met hun goddelijken klank en pracht van plastiek, beter begrijpen, dieper gaan voelen, mooier gaan vinden, - en dáárom uitsluitend is het toch bij verzen te doen -