* * *
Want wanneer wij, met éen woord, moesten bepalen, wat de bekorende kracht is van Stijn Streuvels, waardoor hij ons aantrekt en vasthoudt op eens, - dan zouden wij zeggen, met diepe overtuiging: bijna geen ander nederlandsch schrijver staat zoo direct-weg aangesloten bij het in waarheid-werkelijk zijnde, zoo, zonder tusschenwand van ikheid of reflectie, in echt, onmiddellijk contact met de natuur. Wat hij ziet, ziet hij scherp en klaar en zuiver, ziet hij groot en toch weelderig-fijntjes, en voelt er niets anders bij, als wat de dingen, die hij ziet, hem te voelen geven, zooals zij opzich-zelve en uit-zich-zelve inderdaad zijn.
Reflectie en wijsheid, die, o, zoo vaak! zoo dom is van conventie, komen niet bij het zien in hem op, neen, hij proeft alles, zooals het tot hem komt, op de zuivere tong, als het ware, van zijn onbevangen geestlijkheid: hij ziet het, zooals een diepmeêvoelende en door de inwendige heiligheid der dingen hooggestemde maar onbewuste godheid het zien zou, en zegt het dan uit, fierlijk-vrij, in zijn haast kreuklooze reinheid van áánschouwing, met den zachten gloed en het harmonisch zich wendend bewegen, die reeds van uit het diepste der dingen naar voren kwamen, voordat hij keek.
Elke vooropgezette houding, alle uit vergankelijke en willekeurige abstracties van des schrijvers bedenkenden geest saamgeknutselde wilsprocessen en kijksystemen, 't zij sentimenteele of quasi-artistieke, 't zij socialistisch- of kerkelijk-drijvende, kortom, al het tijdelijke, wijl menschelijk-subjectieve, is van dezen schrijver verre gebleven: hij ziet alle dingen eenvoudig-schoon