groote mysterie, het levensraadsel, dat hij sterk-willend zou trachten te verstaan.
Maar het mocht niet zoo zijn, nog niet, ten minste, dacht, om een dienstige beeldspraak te gebruiken, de langzaam-en met-velerlei-terugsprongen-werkende geest, die de dingen-van-dit-leven stuwt.
De wel niet diep-gaande maar toch zoo heerlijk-heldre en logische Alledaagsche Rede had haar werk van destructie gedaan. De vormen, de maskers, der oude tijden, waar geen ziel en geen leven meer in school, had zij, ze ontledend in hun innerlijke leêgte, onherroepelijk ter aarde besteld.
Maar, toen, in blinden eigenwaan, haar correctieve bevoegdheid te buiten gaande, is zij, die toch nooit óók een opbouwende macht kon wezen, zelf gaan zitten als op een troon-over-alles, en heeft met looden hand gedecreteerd, dat het Mogelijk-Zijnde noodzakelijk moest liggen binnen de enge en nooit-in-der-eeuwigheid te verruimen grenzen, waarover-heen zij zelf nog niet had leeren zien.
En nu, voor het kritische onderzoek, de aloude algemeenheden waren nedergevallen, maar tevens de mensch altijd wat vaste punten blijft behoeven, - zal de wereld hem niet een chaos lijken, waar geen touw aan vast te knoopen. is, - verhief zich onmiddellijk een nieuwe illusie, een tastbaarder, zinnelijk-essentiëeler schijn; en een netjes-geregeld, flink-vliegend draaiwiel voor alle menschelijke geestes-bewegingen werd weergevonden in de fictie (philosophisch-gesproken) van de materie, van de, zelfs voor de mannen der wetenschap, uit problematische, nog-nooit-waargenomene, theoretischondeelbare deeltjes opgebouwde stof.
Zoo stond dan nu weer het nieuw heilig-huisje, waar-