leeren uitdrukken. En de kern van de kunst, de dingen, die men zeggen zal, - och! iedereen heeft toch wel iets en nóg wat gezien en ondervonden, gevoeld en gepeinsd, ja, misschien zelfs, van tijd tot tijd, zich óók wel wat verbeeld, buitendien. En zoo gaat men dan, gewoon-weg, maar zitten aan zijn tafel, men verzamelt zijn gedachten, en men schrijft flink- raak. Ten slotte komt er altijd wel, als men maar volhoudt, het een of ander op het blanke papier.
Maar degenen, die zóó schrijven, vergeten, dat de woorden in een kunstwerk geen woorden slechts zijn, geen losjes terneêrgesmeten klanken-reeksen, met een toevallige beteekenis, zooals er die dan valt; neen, dat de taal van den waarachtigen kunstenaar altijd geweest is, en 't ook moet blijven, in de jaren, die er komen, het onverbeterlijke en eenig-exacte, het gewetensvolle equivalent van de hoogste en schoonste en meest-gevoelde bewegingen in des kunstenaars menschelijke ziel. Ja, wat hebben wij aan woorden en nòg eens woorden, op milllioenen manieren door elkaêr geworpen, wat hebben wij aan koude verzinsels en spinsels, aan kunst... o, neen! aan wat voor kunst wil doorgaan.... als daar niet de zuivere essentie, de onvergankelijke, maar zich in duizenderlei vormen vertoonende kern eener schoone ziel in schuilt?
Maar hoe moet een mensch dan eigenlijk wezen, en wat moet hij doen, om een kunstenaar te zijn?
Als men een voorwerp of wel een gebeurtenis, iets dat op zichzelf en van ons onafhankelijk, buiten ons eigen Wezen bestaat, om wil scheppen tot een stuk echte, blijvende kunst, dan moet men beginnen, om, krachtens de naar zich toe trekkende macht onzer