kan een auteur, wien zóó het leven met zijn diepte doorschokt heeft, als b.v. uit Eline blijkt, zoo weer op eens zichzelf gaan negeeren, en wanen, dat hij kunst heeft gemaakt, als hij, met wat uiterlijken prachtzwier, doode spoken laat dansen aan katrolletjes, waar men waarachtige Kunst-in-Schoonheid, waar men levende wezens eischt?
Maar hier hebben wij thans, gelukkigerwijze, een boek, dat weer innerlijk doorleefd, een boek, dat weer echt- en diep-doorvoeld is, een boek, waaruit weer, in haar volle glorie, de rijke ziel van Couperus tot ons spreekt.
Dit boek, deze Psyche, is weer levend, weer reëel, ondanks dat het niet het daaglijksche nabootst, want het geeft de zuivere realiteit van 's schrijvers inwendig zieleleven, zooals het spontaan-gevoeld bij hem opkwam, omdat hij kan zijn een begenadigde-van-geest. De figuren, die hij geeft, hij heeft ze gezien en gehoord en doorvoeld ook, en zij zijn dus zelfs veel reëeler, met recht, veel werkelijk levender voor den geest des lezers, - omdat zij eerst, met gevoel en verbeelding, waarachtiglijk doorleefd zijn in den geest des schrijvers, - dan de droge, de nuchtere, houten gedaanten, die men, vaak geheel ten onrechte, durft noemen realistisch, omdat zij eenige uiterlijke punten van overeenkomst vertoonen met de dagelijksche werkelijkheid, zooals die zich strak-stijf voordoet aan een oppervlakkigen, banalen geest.
De wezenlijke waarde, het blijvende der kunst, ligt toch niet in de soort van reservoir, waaruit men zijn kunst haalt, maar in de kracht, de fijnheid en de zuiverheid, waarmede de geest van den scheppenden schrijver heeft gezien dàtgene wat hij zag. Wat hij zag