II.
Neen - men kan het niet genoeg herhalen - poëzie is niet een spel met woorden, die wat rhythmisch op en nedergaan, poëzie zit allereerst, zit wezenlijk in de dingen, die men dan veelal in rijmende rhythmen kleedt. En als de dingen, die gij zegt in uw keurige verzen, ons zonder die verzen in 't geheel niet zouden ontroeren, maar ons nuchter lijken als pasgeboren kalfsvleesch, houd dan die verzen, bid ik u, vóór u, want dan zijt gij geen dichter, maar een aanstellerig charlatan. Poëzie zit in 's dichters ziel en in 's dichters ziel daar zitten geen klanken - de dichter is geen musicus - maar allereerst dingen, en rhythmen en rijmen mogen slechts dienen om aan die dingen te geven den meest treffenden vorm, het meest suggestieve en, uitdrukkingsvolste, het de poëzie dier dingen ons naderbrengende en haar bestendigende schoone gewaad.
En dáárom ben ik zoo aangenaam getroffen, door Benjamin's Vertellingen van W.L. Penning Jr. (vroeger M. Coens.)
De dingen, die hij zegt, niet de uiterlijke klankbeweging, maken dit boek tot wat het inderdaad is: zuiver-gevoelde en -gezegde poëzie. De heer Penning is een dichter, niet in schijn, door zwierende vormen, maar in waarheid, door de gevoelde en geziene dingen, die hij meesterlijk, als schoonheid, zegt.
Ja, dubbel aangenaam worden wij door al dat inniglevende en levengevende schoone getroffen, na zooveel zinledig en daarbij idioot-onhandig gerijmel van den allerlaatsten tijd.