lijkheid, wier laatste echte overblijfselen door ieder waarachtig ontwikkelde slechts met sympathie en bewondering kunnen worden aanschouwd. Want het christendom moge dan geenszins geweest zijn, zooals Christus zelf het verlangde en predikte, veel schoonheid heeft het gegeven en zeer veel heeft het gedaan voor de verdere ontwikkeling van den nog altijd in zijne diepte onpeilbaren menschelijken geest.
Ja, die ziener zal opstaan, misschien dat wij, van tegenwoordig, het nog beleven. Maar zoolang hij er nog niet is, hebben wij te letten op de teekenen der tijden, en met liefdevolle aandacht te groeten het vele, dat wijst op en als het voorspel is van den Groote die komen zal.
Tot die teekenen nu behoort ook het boekje ‘Drogon’ van den heer A. van Schendel.
* * *
Drogon is het eerste werk van een zeer serieus, schoon nog jeugdig artiest. Zijn geest deinst niet terug voor het scheppen van de meest tragische situaties, maar blijft toch genoeg meester van zich zelf om ze te geven in woorden met die intense soberheid, die het tragische tot kunst verheft. Het boekje is éen-enal-passie, maar diepe passie, die zich niet uit in veelheid van woorden, maar in het geven van het preciese moevement van het juist te gebeurene, van de preciese intonatie van het juist te zeggene.
Het boekje, ofschoon spelende in een tijd, die afgezaagd scheen door het aanhoudende gedeun en het drukke geleuter, dat er telkens van gemaakt werd, laat zich beter lezen dan, en is voor het hedendaagsche