Julia (onder ps. Guido)(1885)–Willem Kloos, Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende XXXI. Avondzegen. Ik doolde al eenzaam door de schemering, En klagend om - Totdat het vale duister mij omving, En sloeg mij stom. Hoog aan den donkerblauwen dom daar blonk Een enkle ster - En alles, wat mij ooit het leven schonk, Scheen mij zóo ver... Maar zie! de klare kalme zon der nacht Verrees zoo zacht... Geen zuchtje rimpelde den stillen droom Van de' effen stroom - Maar spichtig teekende zich iedre tak In 't spieglend vlak - En 't was me, of op mijn weenensmoede ziel Een zegen viel... Vorige Volgende