| |
XXIII.
De nacht.
Hoe rilt de ontroerde ziel en wendt met angstig ijzen
't Verbleekend aanzicht af, bij 't plotseling herrijzen
Der beelden van dien starrenloozen jammernacht:
Wij vloden - vloden voort, in zwoegend-wilde jacht
En achter als des donkren doodsgod's schrikbre schimme,
Rijst zwart en dreigend 't reuzig berggevaart ter kimme
| |
| |
En gromt verbolgen. Bliks'mend hangt een wolkenkrans
Hem om 't geweldig hoofd met bloedig-rossen glans,
Zie! vlammen blaast hij op en dikke solferstanken,
Reeds kraakt het machtig lijf, reeds bersten hem de flanken...
Zij dragen nauw den druk van den verkropten brand,
Die ziedt en opwaarts dringt uit 't romm'lend ingewand.
Totdat op 't eind, met dondrend kraken opgereten,
Het zwarte lijf zich groeft met bliksemende spleten,
Waaruit de vuurbrei puilt en dropplend lager leekt...
Voort! Voort! om 's levens wil! geen weifling, zie, reeds breekt
Het persend vuurgeweld den breedgemuilden krater,
En spreidt met dof geraas en kletterend geklater
Een rotsenregen rond, die mijlen ver den dood
Op de aard ter nederschudt uit haren donkren schoot.
Zie! als door Titan's vuist gekeild uit Etna's kolken,
Doorboren logge blokken wentelend de wolken,
En suizen in een wijden boog het luchtruim door,
En teeknen in den nacht hun vurig vonkenspoor,
En schieten gierend naar omlaag ter schrikbre botsing,
Als neergestormde demons, - tot met doffe klotsing
Zij nederploffen op den rotsgrond, die vergruist
In duizend scherven. En een nieuwe regen suist,
En weder duizend rijzen glooiend allerwegen,
Met donderend geknal des vuurbergs muil ontstegen
Zij botsen op elkaar, en splijten in hun vlucht,
En vullen met gehuil de zwartbetogen lucht -
Zou er nog redding zijn? - o God! mijn God! erbarmen!
| |
| |
Reeds zinkt het schoone hoofd bezwijmend in mijn armen,
Het donkre haar hangt neer, en 't marmerbleek gezicht
Onzeker door den rossen onheilsgloed verlicht,
Ziet strak en levenloos! - Doch 'k voel haar lippen aêmen
Zij leeft en ik herleef! Wij leven, sterven samen!
Thans is het schriktooneel zijn vreeslijkst punt genaakt,
De vuurzee, door het siddrend aardrijk opgebraakt,
Staat aan den rand des wijden kraters, en haar blozen
Verwt mijlenwijd de verre wolken rood als rozen.
Zwart steken woeste, brokk'lig ruwe rotsenwanden
Op 't lichtend vuurvlak af, waar blauwe vlammen branden,
Die knett'rend spatten, grillig hupp'lend op en neer,
In speelsche flikk'ring als een dartel duivlenheer,
Dat uit den diepen schoot der hel omhoog gedrongen
Nu stoeiend danst en joelt in dartelende sprongen....
Nu schijnt een korte wijl het wild gerucht te zwijgen,
De gansche ontroerde schepping wacht in angstig hijgen,
De lava stijgt en stijgt - bol staat het gloeiend meer,
Eén oogwenk nog! - Eén knal! - en 't stort ontembaar neer!
Wie schetst dat grootsch tafreel, wie zal dien aanblik malen
Van 't brandend lavameer in 't teugloos nederdalen,
Waar 't golvend afwaarts schiet langs 't ongebaande pad,
En met roodgloeiend schuim de rotsen overspat,
Zijn vlammenbaren stuwt, en als een vlammende adder
Zijn breede kronkels kromt, en, druipend van zijn zwadder,
| |
| |
Al sissend voorwaarts schuift, en zengt wat hij genaakt
Door zijnen heeten âem, en vonken die hij braakt...
Wee! wat den gang ontmoet dier slang, dier vonklend gouden,
Wee dan des landmans huis, wee dan de pracht der wouden!
Het schroeit en krinkelt op, en is tot asch vergaan!
Doch voort schiet 't ziedend vuur op de onheilvolle baan!
De lava nadert ons! - De gloedrivier stroomt toe!
Wee! wee! zij naakt! o God! - Waar mijd ik haar en hoe?
Onzeker is haar loop, wie kan haar gangen gissen?
'k Hoor van nabij haar borlend koken, dampend sissen,
Ik hoor des monsters stem, ik voel zijn gloênden aêm,
Die mij den mijne rooft, - de keel mij perst te saâm!
't Komt nader! - naderbij! - Zou ik dan toch bezwijken
Na zooveel strijd? - Neen toch, nog kan ik het ontwijken,
Daar ginds - dat duister! - licht, dat daar nog redding is!
Ik ijl - ik storm vooruit, in zwarte; duisternis -
Daar wijkt de grond - ik glijd, ik stort, ik slaak een gil! -
Toen legde nacht zich op mijn ziel en werd het stil -
|
|