Julia (onder ps. Guido)(1885)–Willem Kloos, Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende XV. Tweestrijd. O twijfel! mug 'k om haar 't geloof verlaten, Dat, als het dierst kleinood van mijn geslacht, Door mijnen vader mij werd nagelaten, Dat ik tot mijne kindren 't overbracht? Hebben mijn vaadren tachtig jaar gestreden Voor 't dierste, wat zij hadden, hun geloof, Opdat ìk 't nu met voeten zou vertreden, Of 't als een last mij van de schouders schoof? En toch - heeft God mij niet in 't hart gegeven, De vrouw te minnen, die ik thans verkoos, En hadd' hij dit gedaan, zoo 'k niet kòn leven Met mijn verkoorne, nu en voor altoos? [pagina 24] [p. 24] Wat God vereent, dat mag de mensch niet scheiden, Wat God vereent, brengt hij met wijsheid saâm - Zoo laat ik willig door zijn hand mij leiden: God wil 't! en ik beslis uit zijnen naam. Vorige Volgende