Honderd verzen en Okeanos(1909)–Willem Kloos– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 101] [p. 101] XCII 't Mysterie van de Maan, - die, kalm-aan glijdend, Langs alle heemlen zweeft, in weeken vreê, Aarzlend de nadring van 't Onzegbre beidend, Waarnaar haar heele Wezen, schreê voor schreê, Uitziet met bleeke beving, dood-stil lijdend Aan haar, door de eeuwen, onbevredigd wee - Wordt nog wat vreemder, en wat bleeker meê, Wen, op onhoorbre radren ver-heen rijdend, Een weerlicht-glimmring, snel, ongrijpbaar vlucht... Gelijk die wondere laat-avondlucht, Ondanks al strijd, in harmonie gebleven, Zóó is Uw diepste Zijn: een smachtend streven Naar 't verste en beste, en plots weer: luid, blijd leven, Een heldre lach, opklinkend uit een zucht. Vorige Volgende