Honderd verzen en Okeanos(1909)–Willem Kloos– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 93] [p. 93] LXXXIV. Ligt gij zoo lang-uit op uw stoel, mijn blonde, Donkere blonde met vage, ephemere Trilling der trekken op uw trotschlijk-teêre Wezen dat, rose lelie, zacht-gewonden In 't om uw voorhoofd en uw wang geronde Weemlen der lokken, lijkt een eeuwig te eeren Mysterie van genâ, waarnaar 'k mij keere... Ligt gij zoo lang-uit daar, mijn rood-gemonde? Ligt gij zoo? O, lig zoo..! De vleuglen hoor ik Rondom u kleppen van de onzichtbre droomen, U met mysterievollen lust verrukkend..! O, zalig zal het zijn, als 'k straks, u drukkend Aan mijne borst, hoor vragen u met schromen, Terwijl ge uw oogen lief opslaat: ‘Bekoor ik?’ Vorige Volgende