Honderd verzen en Okeanos(1909)–Willem Kloos– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 89] [p. 89] LXXX. Mijn heele leven naar de zuiver-hooge Menschlijke schoonheid van een mensch versmachtte ik... Door neder-vaarten in mijn Ziel-zelf trachtte ik Omhoog te roepen, wat daar weg-school... De oogen Weenden als wellen, wen, terneêr-gebogen Over die diepte, ik broedde als God zelf, dacht ik... Ach! van verbeeldingen der ziel verwachtte ik, Wat toch geen menschen-scheppingen vermogen! Zoo rustte ik, hooploos... Maar, klaar opgestegen, Plots, als met bliksem-slag uit heldre luchten, Verreest Ge, en 'k lag diep voor U neêr-gezegen Terzelfder stond... O, die met mij woudt vluchten Naar 't rijk dee heils, langs 't stormend vlak der baren, Gij zijt, verwerkelijkt, de Droom-van-jaren! Vorige Volgende