Honderd verzen en Okeanos(1909)–Willem Kloos– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 88] [p. 88] LXXIX. Met fronsend voorhoofd boven witte frontjes, Staan wij, als deftge aanbidders van den Schijn, Voor 't kieuren-bont en rijk-geplooid gordijn Des levens, nooit nog opgehaald; de mondjes Babblen veel-stemmig in geleerde rondjes En reeknen naarstig alles uit: geen lijn, Die 't oog ontgaat, dat tuurt; o, t sluit haar-fijn,... Zelfs wordt àl stof gewogen tot op pondjes. Zoo ploetren wij en cijfren ijvrig na Ook 't allerfijnste van die schijn-figuren, Die 't Ware Zijn grootmachtiglijk ommuren, - Maar doen met de eeuwigheên, o, schande en scha! Die des Schijns wanden voor ons oog bewaren, Gemakshalve, och! of 't hersenschimmen waren! Vorige Volgende