Honderd verzen en Okeanos(1909)–Willem Kloos– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 76] [p. 76] LXIX Angstige ziel, na, des lichaams verscheiden, Rumoert daar buiten wild-boldrend de wind, Zoekend, in ontvetting, naar alle zijden, Of zij ook hier of daar een schuilplaats vindt...! Wie helpt er? wie redt? Hoor, hoe, heel den wijden Lucht-omtrek over, zich uitbreidt gezwind 't Klagelijk geluid van haar eindloos lijden, Dof-droef gehuil van een wild, hooploos kind...! O, zouden de zielen állen zoo klagen, Als eens dit leven opdwarrelde als rook? En, tot aan het einde der laatste dagen, Zwervend in staege verlatenheid vragen: Is dit dan hemel en helle-pijn óok...? Waarom de dood mij de oogen dan wel look? Vorige Volgende