Honderd verzen en Okeanos(1909)–Willem Kloos– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 72] [p. 72] LXV Al zou het waar zijn, wat ik zei, toch willen Wij trouw volharden, tot ons stervens-uur, Om, boordevol inwendig loutrings-vuur, Dat uit ons-zelf op-vlamt, te gaan met stillen, Gestaadgen voetstap, maar met heerlijk trillen Van ons fijnst ziels-zijn, ôpwaarts naar het puur, Hoog-glanzend Gods-rijk, hoe wij ook door 't guur Gezwier van 's levens koude winden rillen...! Dât is toch 't schoonste, en... mocht het ijdel blijken, Wat zou 't? Niet ijdel is het, om in 't kil, Oneindig Niets de hand naar 't Zijn te reiken, Schoon dát niet zijn zou... Want die heil'ge Wil Zal ons op onze borst als wijding prijken Tot held, die, schoon vergeefs, toch groot-sterk strijden wil. Vorige Volgende