Honderd verzen en Okeanos(1909)–Willem Kloos– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 66] [p. 66] LIX O, komt daar nooit, als gij, terneèr-gelegen Op 't donzen leger, van 't verleden droomt, Een stil gelaat met zachten blik u tegen, Dat klagen wou, maar om 't verwijten schroomt? Zie, hoe dat oog zijn tranen-storm betoomt, Zie, hoe die lippen in gebed bewegen, En, schoon het bloed er als een vloedgolf stroomt, Het eenge, wat zij murmlen, is: een zegen... O, sla dan 't oog niet neer: de tijd schrijdt voort, - Eens zal het bloed verbleekt zijn in die wangen, De glans dier oogen door den dood verdoofd... En op een strenge zerk staat slechts dit woord: Hij leefde in leed en lied en sterk verlangen, Hij stierf, maar heeft ten einde toe geloofd... Vorige Volgende