Honderd verzen en Okeanos(1909)–Willem Kloos– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 59] [p. 59] LIV Onder de zware nacht-lucht, de oehoe klagend Sneed, een felle schicht, door 's wind's vaag gedruisch, En wekte plots, die naar het wáárom vragend, Bij zachten licht-schijn in de kamer-kluis, Mijmerend zat, zoodat ik, haast vertsagend Om raadslen, me opstiet, wils-sterk onder 't kruis Des denkens, en, ál kommer van mij vagend, Naar buiten trad in 't wind- en blad-geruisch. 't Gouden lantaarn-licht blikkert achter 't groen, Waar 't week-bleek schijnsel van mijn lampopglimmert, - 't Geblaerte wordt geslagen als met roên, Wijl tak in staegen wind-dans op tak timmert.... O, wie daar kon verklaren, wat zoo laat Die stem daar lispt, die door de blaêren gaat... Vorige Volgende