Honderd verzen en Okeanos(1909)–Willem Kloos– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 58] [p. 58] LIII Slagen dreunen òp in klaatrende zwaarte: Is het de zomer, die niet heen wil gaan, Die overdag nog scheen in volle klaarte, En, nu 't avondt, zich de zijden gaat slaan, - O! mokers breed op metalen gevaarte, - Of soms de zon, op 't hooren, in haar baan Weer om zou keeren, om 't kil eind van 't jaar te Maken tot een eindloos-lichtend bestaan? Maar 't ál om niet: de donder rommelt stadig Verder in slaagjes, die zich vaak herhalen, Al zwak en zwakker, tot niets blijft dan stilt'. Alleen de wind strijkt ritslend door het bladig Gewarrel langs mijn ramen: kletsend dalen De tranen, die 't verslagen noodweer spilt. Vorige Volgende