Honderd verzen en Okeanos(1909)–Willem Kloos– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 56] [p. 56] LI Moeder, mijn moeder, laten we elkaer omarmen, Ik, mijn hoofd bergende aan uw trouwe borst, Ik, klagend kindje, klagend, wijl 't niet dorst Eer nú te vragen needrig om erbarmen Voor mijn arm Zijn, zooals ik ben, ontfermen Vragend bijzonder voor mijn staegen dorst Naar aardsch geluk voor mijn klein Zelf, dat vorscht, Duldend, naar 's levens Wezen, in week kermen. O, Moeder, mijne lieve moeder, gij, Die mij verscheent, het hoofd terzijde wendend, In doods-droef staren, aan den kant van 't Y... Het was een droom, o, ja, maar droomen zendend Is steeds 't Onzichtbare, de Macht die mij Heerlijk omhoog hief, mijn mistrouwen schendend. Vorige Volgende