Honderd verzen en Okeanos(1909)–Willem Kloos– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 53] [p. 53] XLVIII Een trouw soldaat in 't leger van het Noodlot, Sta ik en vecht met vasten greep der hand, En schut en heel, of houw naar iedren kant, Terwijl mijn lijf, schoon bang voor dood, met dood spot. Ja, schoon mijn lichaam met bloed vol-spat, rood tot Den navel, - tegen 't helsch geweld bestand, Aêmechtig, en in de' allerlaatsten nood, God! Sta ik en roep, in 't hart zelf aangerand: Wat blijft gij allen toch op mij los-jakkeren Met dreigend-snel bevel of gladden greep Der tong, die wipt in dubiëuse bochten? Heb ik dan nú zelfs niet genoeg gevochten, En wacht nog me achterhoede's laatste sleep?... Maar zege blijft toch steeds het loon der wakkeren! Vorige Volgende