Honderd verzen en Okeanos(1909)–Willem Kloos– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 42] [p. 42] XLI. Ik ween om bloemen, in den knop gebroken En vóór den uchtend van haar bloei vergaan, Ik ween om liefde, die niet is ontloken, En om mijn harte dat niet werd verstaan: Gij kwaamt, en 'k wist - gij zijt weer heen-gegaan... Ik heb het nauw gezien, geen woord gesproken: Ik zat weer roerloos, nà dien korten waan, In de eeuwge schaduw van mijn smart gedoken: Zoo als een vogel in den stillen nacht Op ééns ontwaakt, omdat de hemel gloeit, En denkt, 't is dag, en heft het kopje en fluit, Maar éer 't zijn vaakrige oogjes gansch ontsluit, Is het weer donker, en slechts droevig vloeit Door 't sluimerend geblaêrte een zwakke klacht. Vorige Volgende