Honderd verzen en Okeanos(1909)–Willem Kloos– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 41] [p. 41] XL. De menschen schijnen elkaêr zeer te vreezen, Daar zij zich steeds maar voor elkaêr versteken In woorden-weefsels, die geen hart doorbreken, En in wier schrift geen menschen-hoofd kan lezen. Zij liegen, die geen leugnaars willen wezen, En zelfs, wie moedig wil de waarheid spreken, Hij voelt da waarheid op zijn lippen breken Vóór 't spreken zelf, - en is als één van dezen. O, vloek van 't menschlijk woord, dat niet vermag Der ziele diepst bewegen weêr te geven, Maar steeds een schijnbeeld om die glorie maalt... O, vloek, dat menschen-traan en menschen-lach Diep in ons eigen binnenst blijven beven, Géén mensch, schóón als zijn Zelf, voor ándren straalt! Vorige Volgende