Honderd verzen en Okeanos(1909)–Willem Kloos– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 43] [p. 43] XLII Geen tranen zullen op mijn graf-steê vallen, Maar lachen onderdrukt-half, of zacht-luid, En vele menschen zullen vuisten ballen Tegen dit mensch, dat dán niets meer beduidt. Zij zullen elkaar aanstoote' in zacht mallen Om mij, arm mensch, die sprak zóo hooglijk-luid In 't Leven Mijn, die leefde van geluid Alleen, en van veel opstaan, na veel vallen. O, 't Leven is ééne Melancholie Van veel verlangen en veel krijgen, om weer Te grijpen naar het aller-onverkrijgbaarst, Hoog in de wolken zweemend, onbereikbaarst Geluk. Geluk? O, Mensch, wat zijt gij dom weer: Heel 't Leven is Eén reine Melodie. Vorige Volgende