Honderd verzen en Okeanos(1909)–Willem Kloos– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 32] [p. 32] XXXII Arme, árme gebrókene, als Ik mij mag nómen, Daar is, is geen ménsch-smart, die dit hart niet kent, - Maar doode mensch-harten zijn hoóger te róemen, Hoe wreeder de sneê, die hun 't harte-hart schendt: Ja, 't hárt moet sterven in veel dónkere dagen Van tránen en lijfs-pijn en bitter klagen En véel ontzetting, waar het lijf in beeft: Da Ménsch moet doód-gaan, eer de Kúnstnaar léeft. Vorige Volgende