Honderd verzen en Okeanos(1909)–Willem Kloos– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 1] [p. 1] I Ik denk altoos aan u, als aan die droomen, Waarin, een ganschen, langen, zaalgen nacht, Een nooit gezien gelaat ons tegenlacht, Zóó onuitspreek'lijk-lief, dat, bij het doomen Des bleeken uchtends, nog de tranen stroomen Uit half-gelokene oogen, tot we ons zacht En zwijgend heffen met de stille klacht, Dat schoone droomen niet weerommekomen... Want àlles ligt, in eeuw'gen slaap bevangen, In de' eeuw'gen nacht, waarop geen morgen daagt - En héél dit leven is een wond're, bange, Ontzétbre dróom, dien eens de nacht weêr vaagt - Maar in dien droom een droom, vol licht en zangen, Mijn droom, zoo zoet begroet, zoo zacht beklaagd... Vorige Volgende