Okeanos-fragmenten
(1971)–Willem Kloos– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 15]
| |
1. Okeanos en PersephoneDe keren dat Kloos zelf Okeanos ter sprake heeft gebracht, is dat meestal in onmiddellijk verband met Albert Verwey en diens verhalend gedicht Persephone geweest. Volgens hem zou Okeanos eerder geschreven zijn en, naast Keats' Hyperion, Verwey bij het schrijven van zijn gedicht tot voorbeeld hebben gestrekt. Een bewijs voor deze bewering heeft Kloos echter nooit gegeven. Voor het standpunt van Verwey beschikken we over twee bronnen: een brief die hij op 25 januari 1897 n.a.v. Kloos' besprekingGa naar voetnoot15 van zijn bundel Aarde aan Van der Goes schreefGa naar voetnoot16 en de datering van Okeanos en Persephone die hij gaf in zijn Inleiding tot de nieuwe Nederlandsche dichtkunst. In dit boekGa naar voetnoot17 zegt Verwey dat hij Persephone schreef in 1882-1883 en Kloos zijn Okeanos in de winter van 1884-1885. In de brief beroept hij zich, ter weerlegging van Kloos, op de gedrukte data, nl. ‘januari 1885’ onder Ganymedes op aarde en ‘voorjaar 1883’ onder Persephone in zijn aan Willem Kloos opgedragen bundel Persephone en andere gedichten.Ga naar voetnoot18 De uitlatingen van anderen in deze kwestie hebben geen zelfstandige betekenis, daar zij uitsluitend gebaseerd zijn op inlichtingen van hetzij Verwey, hetzij Kloos. Uit de brief van Verwey kan men opmaken dat deze het heeft over O II en niet (meer) wist, althans niet zegt, dat, zoals we nu weten, een gedeelte van Okeanos geruime tijd voordien geschreven was, in elk geval vóórdat Verwey in juni 1883 naar Amerika ging. Daar het juist alleen om dàt gedeelte, (O I) gaat, bij het onderzoek naar de prioriteit van Okeanos of Persephone, hebben we aan Verwey's datering van Okeanos niets. Ook Verwey's datering van zijn Persephone dient nader onderzocht. Want als Verwey inderdaad in 1882 aan Persephone begonnen zou zijn, wordt daardoor de mogelijkheid dat O I nog daaraan voorafging praktisch uitgesloten. Uit een brief van Kloos aan Vosmaer van 15 maart 1883, en wel het 31 maart gedateerde gedeelte daarvan, blijkt dat Kloos (en ook Paap) op die datum het gedicht kenden, hetzij dat zij het hadden gelezen, hetzij dat Verwey het hen had | |
[pagina 16]
| |
voorgelezen.Ga naar voetnoot19 De mededelingen van Kloos in die brief over de omvang en nadere bijzonderheden van de tekst komen precies overeen met de inhoud van het oudste der drie Persephone-handschriften, die berusten in het Verwey-archief te Amsterdam. In deze vorm, die aanzienlijk afwijkt van de later gepubliceerde lezing, was Persephone dus in elk geval voor 30 maart voltooid. Maar wanneer was Verwey eraan begonnen? Deze vraag is (nog) niet met stelligheid te beantwoorden, maar er zijn wel enkele aanwijzingen dat het jaartal 1882 als in hoge mate aanvechtbaar moet worden beschouwd. In de eerste plaats moest Verwey over een redelijke kennis van de Griekse mythologie en literatuur beschikken om Persephone te kunnen schrijven. Hij had echter pas in september 1882, met hulp van Kloos en Paap, met de studie van de klassieken een eerste begin gemaakt. In de tweede plaats wordt over de belangrijke rol die Kloos bij het plan voor het schrijven van Persephone en de voorstudie daartoe gespeeld heeft,Ga naar voetnoot20 met geen woord gerept in de brieven van Kloos aan Verwey tot 6 januari 1883. Daarna valt een hiaat in de briefwisseling tussen hen tot 7 april, in welke tijd zij elkaar echter, tot het vertrek van Verwey naar Amerika, op 23 juni 1883, regelmatig spraken. Mogelijk betekent het door Verwey opgegeven jaartal 1882, dat hij nog op het eind van dat jaar het plan heeft opgevat om Persephone te beschrijven en eerst in 1883, na een tijd van voorbereiding, dit ten uitvoer heeft gebracht. Daarbij moet men bedenken, dat de zeer produktieve jonge Verwey, nadat de nodige voorstudie eenmaal was verricht, voor het schrijven van de verschillende passages waaruit Persephone bestaat en het samenvoegen daarvan tot een geheel, niet meer dan enkele weken nodig gehad behoeft te hebben. De maanden februari en maart 1883 zouden daarvoor voldoende geweest kunnen zijn. Natuurlijk is het geen toeval dat Kloos Okeanos steeds juist met Persephone in verband brengt. Ongetwijfeld bestaat er tussen beide gedichten een nauw verband - en niet alleen chronologisch. In de eerste plaats zijn het beide epische gedichten in blanke verzen over een onderwerp uit de Griekse mythologie. Bovendien geschreven door twee dichters die nauw bevriend waren en elkaar voortdurend van hun werk op de hoogte hielden, terwijl Kloos in die tijd toch nog min of meer als Verwey's mentor optrad. Maar dat niet alleen. Het nauwe verband kan men ook door vergelijking van de tekst der beide gedichten constateren. Naast verschillen is er een grote overeenkomst in stijl en uitdrukkingen, die weliswaar voor een groot deel terug kan gaan op gemeenschappelijke voorbeelden, in het bij- | |
[pagina 17]
| |
[pagina 18]
| |
[pagina 19]
| |
zonder de Hyperion-vertaling van W.W. van Lennep,Ga naar voetnoot21 maar toch niet geheel. Uit deze overeenkomsten kan men wel niet anders afleiden dan dat Kloos zijn voordeel heeft gedaan met zijn kennis van Persephone of omgekeerd Verwey op sommige punten lering getrokken heeft uit het voorbeeld van Kloos. Zolang echter niet vaststaat wanneer Verwey precies met Persephone is begonnen of zolang een vergelijkend stilistisch onderzoek van Okeanos I en het oudste Persephone-handschrift geen nadere gegevens heeft opgeleverd, is het natuurlijk niet verantwoord op grond van de bekende feiten de prioriteitskwestie als opgelost te beschouwen. De conclusie uit dit alles is, dat nog steeds de mogelijkheid bestaat dat Kloos gelijk had, toen hij verklaarde dat Okeanos (d.w.z. het eerste deel) vóór Persephone geschreven en door Verwey gelezen was. Er is tot nu toe geen enkel gegeven waaruit blijken zou dat Okeanos I nà Persephone ontstond. En ook is het nog mogelijk dat Kloos Okeanos I schreef in de tijd dat Verwey aan Persephone bezig was. Op grond van de tot nu toe beschikbare gegevens lijkt de conclusie van StuivelingGa naar voetnoot22 en Uyldert,Ga naar voetnoot23 dat Persephone vóór de gehele Okeanos geschreven werd, voorbarig. | |
2. Okeanos en HyperionAl vaak is er op gewezen dat het voorbeeld bij het schrijven van Okeanos in de allereerste plaats is geweest de in 1879 verschenen vertaling van Keats' Hyperion door W.W. van Lennep.Ga naar voetnoot24 Zoal niet uit Engelse Keatsliteratuur, dan toch uit de aantekeningen bij die vertaling, evenals uit de ook daarin aangehaalde lezing | |
[pagina 20]
| |
van Busken Huet Over drie voorwaarden van kunstgenot,Ga naar voetnoot25 wist Kloos dat het gedicht van Keats algemeen werd beschouwd als een allegorie, en wel onder andere als een allegorie die de verhouding tussen een oudere en een nieuwe, opkomende letterkundige generatie, in beeld bracht. Dat men ook in Okeanos een dergelijk allegorisch gedicht heeft te zien, heeft M. Uyldert al te verstaan gegevenGa naar voetnoot26 door erop te wijzen dat de Zeus-figuur moet worden beschouwd als een projectie van Kloos zelf. Men kan gerust verder gaan en zeggen dat onder het
Op blz. 7, Boek I, vs. 7-9, vertaalde Van Lennep: No stir of air was there,
Not so much life as on a summer's day
Robs not one light seed from the feather'd grass,
als: Geen luchtgesuizel daar,
Niet zooveel leven als in 't heet seizoen,
Zelfs niet éen pluim ontrooft aan 't wufte zaad,
Aan de voet van blz. 7 in handschrift van Kloos: vrijer maar losser: Geen zomerwind was daar,
Zelfs niet die zucht, die dwalende over 't vel
Op disteldons in zilvren trilling speelt,
| |
[pagina 21]
| |
beeld van de Titanenstrijd de voorstelling schuilgaat van wat Verwey later ‘de oude strijd’ heeft genoemd.Ga naar voetnoot27 De dreigende houding en de aanval van de Titanen vertegenwoordigt daarin de aanvallen door de vertegenwoordigers van de oudere generatie in de pers op Kloos, zoals die al in 1881 begonnen waren n.a.v. zijn In Memoriam Jacques Perk en die, na een afkoelingsperiode gedurende 1882, zich weer in verschillende kranten en bladen herhaalden, hoofdzakelijk na het verschijnen van Perks gedichten. De Olympische goden geven in dit verband de groep van jonge dichters en prozaïsten te zien, die juist vooral in de loop van dat jaar was komen opzetten: Verwey, Van Eeden, Van Deyssel, Hélène Swarth, Van Looy. Kortom, Kloos' voorstelling van de opkomende Beweging van Tachtig, met hemzelf als ‘vernietigend’ kritikus en polemist in het centrum. En wanneer men nog wat meer naar de realiteit kijkt is er reden om verband te leggen met de situatie die zich voordeed toen Doorenbos redacteur werd van de rubriek Letterkunde van de Amsterdammer, in het begin van februari 1883, waardoor de mogelijkheid tot ‘neerbliksemen’ zich ook werkelijk voordeed en dan ook meteen door Paap en Kloos metterdaad werd benut. Een strijd, die wordt gemotiveerd als noodzakelijk om de literatuur uit de dodende druk van de ouderen te verlossen en een nieuw stralend tijdperk te doen aanbreken. Het betoog van de Okeanos-figuur in Hyperion drukt precies de gedachten van Kloos uit. De overeenkomst in stijl gaat vrij ver, al zou navolging een te sterk woord zijn. De opzet van het verhaal is echter een geheel andere. Bij Keats behoort Okeanos tot de verslagen Titanen. Kloos volgt de variant van de mythe waarbij Okeanos gespaard blijft, die ten grondslag ligt aan Aeschylus' Prometheus desmotes (aan de andere kant heeft Keats de belangrijke rol van Okeanos zeker weer aan Aeschylos te danken). Ten slotte moet er op gewezen worden dat Hesiodus'Theogonia als bron minstens even belangrijk voor Kloos is geweest. |
|