Okeanos-fragmenten
(1971)–Willem Kloos– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 9]
| |
1. Okeanos IOkeanos is de eerste en enige poging van Kloos geweest tot het schrijven van epische poëzie. Het is niet bekend wat Kloos ertoe gebracht heeft op een bepaald moment zijn krachten in dit voor hem nieuwe genre te beproeven. Evenmin weten we wanneer hij precies met het schrijven van Okeanos is begonnen. Er zijn echter wel verschillende aanwijzingen, waaruit met een vrij grote mate van waarschijnlijkheid kan worden afgeleid in welke periode de handschriften A geschreven moeten zijn.
a. In de brieven van Kloos uit de jaren tot en met 1882 komt geen enkele aanwijzing betreffende Okeanos voor. Niettemin houdt hij Mr. Carel Vosmaer in de loop van 1882, het jaar van de gezamenlijke Perk-uitgave, regelmatig van zijn dichterlijke plannen en bezigheden op de hoogte. Zo is in de correspondentie met VosmaerGa naar voetnoot1 meermalen sprake van het lyrische drama Sappho, waaraan hij in de loop van 1882 blijkt te hebben gewerkt. In de laatste brief aan Vosmaer uit dit jaar schrijft Kloos, op 4 december, over Sappho: ‘Maar ik heb het weer laten liggen, daar de schrik voor mijn examen mij weer om het hart sloeg.’Ga naar voetnoot2 Het lijkt onaannemelijk, dat hij een zo belangrijk project als Okeanos onvermeld zou hebben gelaten en het is waarschijnlijk dat het plan voor Okeanos bij hem is opgekomen nadat hij Sappho onvoltooid had laten liggen, dus nà de brief van 4 december 1882.
b. De beide bladen van handschrift A IV zijn afkomstig uit het bezit van Lodewijk van Deyssel. Over dit handschrift schreef Van Deyssel in een brief van 15 februari 1890 aan Kloos: ‘dezer dagen vond ik nog twee vel papier, autografen van je, in der tijd bij mij in de Plantage met Okeanos-verzen volgeschreven. Dat was een mooie tijd.’Ga naar voetnoot3 Op de Plantage-Badlaan 16 woonde Van Deyssel op kamers van maart 1883 tot april 1884. Wat uit de eerste brieven van Kloos aan Van DeysselGa naar voetnoot4 over het begin van hun vriendschappelijke omgang blijkt, maakt het | |
[pagina 10]
| |
hoogst onwaarschijnlijk, dat Kloos vóór april 1883 deze twee fragmenten voor Van Deyssel zou hebben opgeschreven. Voor een nauwkeurige datering van O I brengen die handschriften ons dus niet veel verder, maar wel mag men aannemen, dat Kloos zijn nieuwe literaire vriend met zijn meest recente en niet met oud werk zal hebben laten kennis maken.
c. Uit wat Kloos in zijn brieven van 24 december 1883 en 8 januari 1884 aan Vosmaer over Okeanos en Sappho schrijft blijkt wel duidelijk dat hij het, wat Okeanos betreft, heeft over een nog niet zeer lang geleden en pas nà Sappho opgekomen plan.
d. In later jaren heeft Kloos in artikelen in De Nieuwe GidsGa naar voetnoot5 en in informatieve brieven5 aan anderen verschillende malen over Okeanos geschreven. Het daarbij opgegeven beginjaar varieert tussen 1882 en 1883. Alleen de laatste maal dat hij over Okeanos schreef, toen hij in het nauw werd gebracht door de kritiek die Stuiveling in zijn Versbouw en RitmeGa naar voetnoot6 op zijn uitlatingen over Okeanos had geleverd, noemde hij het jaar 1881.Ga naar voetnoot7 Op grond van de voorafgaande argumenten moet echter 1881 als uitgesloten worden beschouwd.
Bovengenoemde gegevens leveren de argumenten voor de stelling, dat voor de ontstaanstijd van O I 4 men december 1882 als terminus post quem mag aannemen en tevens dat in de chronologie van Kloos' poëzie Okeanos op Sappho is gevolgd. Aan de andere kant wordt de periode, waarin O I 1 geschreven werd, begrensd door een gedichtje, 1 juni 1883 gedateerd, dat Kloos voegde bij een verjaardagscadeautje voor Henriëtte Perk, een van Jacques' zusters (zie Bijlagen II). De regels 11-15 daarvan komen zozeer overeen met de verzen 5-9 van fragment I 1, dat men wel moet aannemen, dat Kloos hier in enigszins gewijzigde vorm van die verzen gebruik maakte. Daarmee zou dan de ontstaanstijd, althans van O I 1, vóór 19 juni 1883 liggen. | |
[pagina 11]
| |
Nadat het schema voor een groot epos was opgesteld (Plan, hs. A III) en de fragmenten van O I waren geschreven, bleef het werk voorlopig liggen. De eerste vermelding ervan in de brieven van Kloos vinden we, wanneer hij, nadat de correspondentie negen maanden is onderbroken, op 24 december 1883 weer aan Vosmaer schrijft. In verband met Emants' kort tevoren verschenen Godenschemering bericht bij: ‘En vooral voor mij was het interessant, omdat ik met een dergelijk onderwerp uit de Grieksche mythologie (Okeanos) rondloop. Ik heb er reeds eenige fragmenten van en het plan is klaar. Ik hoop het na mijn examen voort te zetten en daarna Sappho en Alkaios af te maken, waarover ik u schreef.’Ga naar voetnoot8 In de volgende brief,Ga naar voetnoot9 van 8 januari 1884, schreef hij de fragmenten O I 5 en 6 voor Vosmaer over, voorafgegaan door de volgende toelichting: ‘Fragment uit den Titanenstrijd in het 1e boek. De Oeranionen op den Othrys, daartegenover de Olympiërs op den Olympos. Eerste aanval der Titanen. Schrik van Aphrodite, en plezier dat de anderen daarover hebben. Zeus is vooruitgereden, om den bliksem te slingeren en’ [volgen de beide fragmenten]. | |
2. Okeanos IIInderdaad heeft Kloos het werk aan Okeanos na zijn candidaatsexamen klassieke letteren, waarvoor hij op 9 juli 1884 slaagde, hervat, zij het ook niet terstond. Nog diezelfde maand, op 21 juli, vertrok hij naar Brussel, waar hij tot in december heeft gewoond, met een korte onderbreking in de tweede helft van september.Ga naar voetnoot10 In de tweede helft van dit Brussels verblijf heeft Kloos zelf later het schrijven van O II gesitueerd. Andere gegevens ondersteunen dit. In de eerste plaats de datum januari 1885 onder het fragment Ganymedes op aarde dat in De Nieuwe Gids van februari 1886 werd opgenomen. Men mag aannemen, dat die datum de maand aangeeft, waarin dit fragment zijn definitieve vorm kreeg. Verder zijn er onder de papieren met aantekeningen voor een studie over Shelley,Ga naar voetnoot11 waaraan Kloos in deze zelfde periode heeft gewerkt, enkele waarvan papier, inktverkleuring en schrift gelijk zijn aan die van de handschriften B. De manier waarop Kloos bij de voortzetting van Okeanos te werk ging is merk- | |
[pagina 12]
| |
waardig. De reeds geschreven fragmenten, die hij tot het eerste boek rekent, bleven in hun onvoltooide staat liggen. Hij begon direct aan het tweede boek. Aan de ene kant nu houdt de inhoud van O II in zoverre wel enig verband met O I, dat de geschiedenis zich afspeelt nà de val der Titanen, die in de tekst twee maal wordt vermeld. (De Okeanos-figuur echter, die in O I na de val der ‘Oeranionen’ alleen op de Othrys achterblijft, treedt in O II niet meer op en heeft, moet men wel aannemen, voor Ganymedes plaats gemaakt). Aan de andere kant is ook de overeenkomst tussen deze Ganymedes-geschiedenis en wat volgens het ‘plan’ de inhoud van het tweede boek zou worden, gering. Men kan zich dan ook moeilijk voorstellen hoe O II ooit in het grote werk geïntegreerd had moeten worden. Opmerkelijk is dat Kloos in de tamelijk vele en uitvoerige brieven, die hij vanuit Brussel aan zijn vrienden in Amsterdam, Verwey, Van Looy en Van Eeden, in deze tijd heeft geschreven met geen woord rept over het werk dat hij onder handen heeft. De enige, slechts gedeeltelijk bewaard gebleven, brief waarin van O II sprake is, werd vermoedelijk niet verzonden. (B IV). Hierin zegt hij: ‘Hier volgt een brok: 't begin van het tweede boek, waarvan ik 200 regels afheb (volgt fragment O II 1). En hier een ander, verder op uit de Ganymedesepisode. (volgt fragment O II 4). Hier nog een klein teekeningetje.’ Op 11 december 1884 keerde Kloos uit Brussel naar Amsterdam terug. In de loop van die maand werd besloten tot de oprichting van een eigen tijdschrift,Ga naar voetnoot12 plannen, die het jaar daarop resulteerden in de oprichting van De Nieuwe Gids. Het is aannemelijk dat Kloos, met het oog op de publikatie in het nieuwe tijdschrift, aan het enige langere fragment van Okeanos, dat afzonderlijk kon worden uitgegeven, in januari de definitieve vorm heeft gegeven. De eerste aflevering van De Nieuwe Gids, die 1 oktober 1885 verscheen, bevatte van Kloos vier sonnetten. Aan de tweede droeg hij geen poëzie bij, maar het derde nummer, dat van februari 1886, bevatte onder de titel Ganymedes op aarde, de tekst, die men in deze uitgave op de bladzijden 22-24 aantreft. Het overige bleef, onvoltooid, in portefeuille. Er zijn geen aanwijzingen dat Kloos er in de eerstvolgende jaren nog iets aan gedaan heeft. | |
[pagina 13]
| |
3. De publikatie van OkeanosDe laatste fase van de Okeanos-geschiedenis volgt dan pas in 1893. In de Nieuwe Gidsafleveringen van februari en augustus van dat jaar verschenen twee omvangrijke poëziebijdragen van Kloos, bestaande uit deels onuitgegeven, deels reeds vóór de oprichting van De Nieuwe Gids in andere tijdschriften gepubliceerde verzen. De aanleiding tot deze opmerkelijke publikaties kan met recht gezocht worden in kopijgebrek. Nu we echter weten dat in 1892 het plan heeft bestaan om van de gedichten van Kloos een uitgave op intekening te laten verschijnen,Ga naar voetnoot13 is het aannemelijk dat dit plan voor Kloos de reden is geweest om al dit grotendeels jaren geleden geschreven en ten dele onvoltooide werk te voorschijn te halen. Op 26 juli 1893 vroeg Kloos per brief aan Alphons Diepenbrock: ‘Mag ik boven het eposfragmentje, waarvan ik je bij deze een proef stuur, zetten: ‘Voor Alphons Diepenbrock’?Ga naar voetnoot14 Inderdaad verscheen kort daarop in de augustusaflevering Okeanos. (episch fragment), voorzien van een opdracht aan Diepenbrock. Uiteraard beschikte Kloos, toen hij de tekst van Okeanos voor publikatie gereed maakte, over dezelfde handschriften die wij thans kennen, zelfs over nog iets meer. Vergelijkt men de versie-1893 met de handschriften, dan blijkt dat Kloos kennelijk getracht heeft van de onsamenhangende brokstukken nog zoveel mogelijk één geheel te maken en er de schijn van een doorlopend verhaal aan te geven. Hij toont zich daarbij een handig arrangeur, maar gaf aan de andere kant duidelijk blijk van de oorspronkelijke bedoeling van het gedicht geheel te zijn vervreemd. Hij ging op de volgende wijze te werk. De gehele tekst deelde hij in drie ‘zangen’ in. De eerste zang stelde hij zo samen: I 1; II 1; I 3; I 2; I 7; I 5; I 6. Het spreekt, dat bij deze opeenvolging van de loop van het verhaal weinig overbleef, te meer niet doordat Kloos van fragment I 2 niet de laatste, maar de tweede der drie versies uit hs A I overnam. O II werd verdeeld in een tweede en een derde zang, echter zonder de inleidende passage II 1, die naar de eerste zang was verplaatst. Fragment I 4, dat Kloos | |
[pagina 14]
| |
blijkbaar over het hoofd zag of niet kon inpassen, bleef achterwege en werd samen met II 9 in 1895 nog eens afzonderlijk gepubliceerd. In de tweede druk van Verzen (1902) werden deze laatste fragmenten met de overige Okeanos-tekst verenigd. De authentieke Okeanos vindt men echter slechts in de handschriften en in Ganymedes op aarde. |
|