De Hollandsche expansie in de zestiende en zeventiende eeuw en haar weerspiegeling in de hedendaagsche Nederlandsche dialecten
(1927)–G.G. Kloeke– Auteursrecht onbekend
[pagina 190]
| |
Achtste hoofdstuk
| |
[pagina 191]
| |
den huus en muus niet toegeschreven moet worden aan phonetische oorzaken maar aan de beteekenis en dientengevolge de frequentie dezer woorden Het woord huis komt heel wat meer in 't gesprek te pas dan een typisch intiem gezins-woord als muis. Men gevoelt van hoe groote principieele gevolgen de constateering van dit feit is: indien van één woord geconstateerd wordt, dat het in een bepaald gebied zijn klankgenooten vooruit is, brengt dat mee, dat men een geleidelijke verhuizing der woorden vanuit het eene klankverband in het andere gaat veronderstellen. Deze veronderstelling heb ik op mijn reizen voortdurend aan den feitelijken taaltoestand kunnen toetsen en daarbij heb ik inderdaad in vele gevallen ‘overloopers’ als 't ware in flagranti kunnen betrappen. Langen tijd heb ik dan ook overwogen om, behalve de woorden huis en muis, nog een reeks andere woorden der û-groep in kaart te brengen en de isoglossen op één aparte kaart te combineeren, om zoodoende het ‘afbrokkelen’ dezer groep (dat juist door lichter wordende kleurschakeering zoo plastisch in beeld gebracht kan worden) afdoende aan te toonen. De lezer zal echter beseffen, welk een buitengewone vermeerdering van werkzaamheden dat ten gevolge gehad zou hebben, werkzaamheden die in geen verhouding zouden staan tot het beoogde resultaat, daar immers de principieele juistheid der afbrokkelingstheorie reeds lang door Fransche en Duitsche dialectologen is geconstateerd. Beschouwt men de muus/moes-lijn als het front van een oprukkend leger dan is de huus-aanwinst in het overigens zuivereGa naar voetnoot1) oe-gebied als een eerste verovering door de verkenningstroepen te beschouwen. Dat het noordelijk gedeelte van Rijnland tot het door Hollandsche uu-cultuur ten deele veroverde gebied behoortGa naar voetnoot2), staat dunkt me thans vast; met verklaring door Umlaut of analogie kan men hier niets beginnen: Umlaut zou trouwens al bijzonder vreemd zijn, daar die ‘Umlaut’ juist sterker begint te werken, maarmate men de Nederlandsche grens nadert. De Groningsch-Drentsche veenkoloniën vormen een apart huus-eiland; een verklaring daarvan behoeft na al mijn vroegere opmerkingen omtrent nieuwe kolonisaties door verveners en schippers enz. niet meer te worden gegeven. Zoo zal de lezer na bestudeering en vergelijking der muus/moes- en huus/hoes-lijnen er opnieuw van doordrongen worden, dat de oe > uu-ontwikkeling niet op langzame phonetische verandering maar op ont eening berust. | |
[pagina 192]
| |
Wij vergeleken zooeven de huus-/hoes-isoglossen met twee reusachtige accolades, die het onverbrekelijk verband tusschen alle muus-gebieden aanschouwelijk maken. Daarbij valt ons op, dat de drie zuidelijke enclaves (Heeze-Leende-Maarheeze, Opglabbeek en Hees) niet met het overige uu-gebied samengekoppeld zijn. De interpretatie dezer merkwaardige enclaves heeft mij eenig hoofdbreken gekost. Moet er verband gelegd worden tusschen den stand van zaken in deze gebieden en de ontwikkeling in het noorden, zooals wij die in de vorige hoofdstukken hebben gereconstrueerd? Ten aanzien van de eerste enclave vond ik vermeld, dat Heeze en Leende een oude heerlijkheid hebben gevormdGa naar voetnoot1), die vóór 1732 in bezit was van het geslacht Snouckaart SchauburgGa naar voetnoot2) en dat Maarheeze behoort tot de Baronie van Kranendonk, waarvan onze koningin nog altijd baronesse is. Of de Staatsche oriënteering der baronnen hier ook een zekere ‘verstaatsching’ der bevolking te gevolge heeft gehad? Na lange overweging meende ik de verklaring in andere richting te moeten zoeken en deze muus-enclave te moeten beschouwen geheel los van het noordelijke muus-gebied. Van stralenkransen, die in een wijderen boog om een engere muus-kern heen loopen, is bij deze zoomin als bij de twee andere zuidelijke enclaves een spoor te bekennen. De omstandigheid, dat de huus-vormen zich meester hebben gemaakt van de belangrijkste steden (met uitzondering van Groningen, dat trouwens ook al aardig naar huus begint over te hellen) wijst erop dat de tendentie naar uu zeer krachtig was en grootendeels nog is. We vernamen het reeds op blz. 86: ‘Wie in Groningen, Friesland of Drente ten halve de gemeenlandsche taal spreekt, pleegt elke ndl. ui door ü of ü te vervangen’, enz. Vele kilometers van de eigenlijke uu-kern verwijderd weet Jan en Alleman den rondreizenden dialectoloog al mede te deelen, dat hij op den duur in het uu-gebied zal belanden. Kortom, de uu-uitspraak der Hollandsche ui is in de noord-oostelijke provinciën een zoo algemeen bekend feit, ze wordt zoo grif aanvaard en om zoo te zeggen met welgevallen in de hand gewerkt, dat we omtrent de groote expansieve kracht van het verschijnsel niet in het onzekere kunnen verkeeren. Hoe geheel anders daarentegen is de toestand in het zuiden: de eerste enclave ligt in een uithoek van Brabant, ongeveer daar, waar de Brabantsche, Limburgsche en Belgische grenzen elkaar ontmoeten en verder onmiddellijk aan de oude grens van Kempenland en Peelland. | |
[pagina 193]
| |
De tweede enclave, Opglabbeek, is wat zijn ligging betreft een verkleind spiegelbeeld daarvan: gelegen op een plaats waar uitgestrekte bosschen in onafzienbare heide overgaan, nabij een kruispunt der grenzen van de Kempen, Maasland en Haspengouw, is ook dit plaatsje als een ultima Thule te beschouwen met een in alle opzichten peripherische ligging. En hoe is het met Hees? Ten onrechte zou men meenen, dat dit dorp, bijkans onder den rook van Maastricht gelegen, onder den invloed eener Maastrichtsche taal-expansie zou zijn gekomen. Onze kaart illustreert ten duidelijkste, hoe althans de Maastrichtsche oe-uitspraak reeds ± 8 kilometer ten westen van Maastricht ophoudt. Op mij maakte Hees in alle opzichten een uiterst afgelegen indruk, de weg die mij vanuit westelijke richting erheen voerde was primitief, ook niaar Maastricht is er, blijkens de door mij geraadpleegde A.N.W.B.-kaart, geen verharde weg. Ofschoon uiterste grens-plaats is er geen douanekantoor en het eigenaardige cachet der meeste grensplaatsen (ambtenaren, neringdoenden, café's, leelijke gebouwen) ontbreekt: er schijnt niets te zijn, dat de landelijkheid van het dorpje verstoort. Zoo ligt het daar in de nabijheid der Nederlandsche grens, slechts door één dorp van de Romaansche taalgrens gescheiden: blijkbaar een vergeten Vlaamsch hoekje vlak naast een der brandpunten van den strijd tusschen Germaansche en Romaansche cultuur. We zullen hier dus vermoedelijk een ander probleem voor ons hebben dan b.v. in de Friesche muus-enclaves, die niet alleen als dragers, maar tegelijk ook als krachtige verbreiders der uu-cultuur optreden; de Friesche steden zijn niet zonder meer met de armzalige dorpjes Leende, Heeze, Maarheeze, Opglabbeek, Hees over één kam te scheren. Wanneer we ze zoo achter elkaar noemen, valt het ons op, dat de namen van drie van de vijf zijn gevormd uit den stam ‘hais, mittelalterlichlat. heisa, aisia, buschwald, gestrüppwald’, [‘An der Unterweser soll hese nach Focke in Abhdl. des naturw. Vereins in Bremen IV u. V sumpfiges buschland sein.’ (vgl. Förstemann, Altdeutsches Namenbuch3, kol. 1196)]: verwantschap dus ook hier. Kortom alle aanduidingen wijzen in de richting van het afgelegene, peripherische, reden voor mij om aan te nemen, dat we hier verbleekte resten van een cultuurlaag van hooger ouderdom voor ons hebben. Ten opzichte van de Brabantsche enclave meen ik zelfs nog wat meer steun voor dit vermoeden te hebben gevonden. Immers ook SchrijnenGa naar voetnoot1) heeft in Brabant een merkwaardige enclave gevonden die zich met de mijne wel is waar niet dekt, maar er toch een zekere aanraking mee vertoont: ‘Verder zij opgemerkt, dat door de plaatsen Stiphout [L 236], Helmond [L237], | |
[pagina 194]
| |
Aarle Rixtel [L 205-206], Bakel [L208], Geldrop [L 240] en Heeze [L 261] een soort van win-gebied gevormd wordt, dat als een eiland van het verkortings-verschijnsel in het diftongeerings-gebied kan worden beschouwd: door de gutturaliseering is het aan de diftongeering ontsnapt’. De vraag moet onder de oogen worden gezien of deze elkaar snijdende enclavesGa naar voetnoot1) van twee zoo nauw verwante verschijnselen niet herleid moeten worden tot één gebied, waarvan de dorpen - om welke reden dan ook - met meer of minder succes tegen een radicale diphthongeering hebben kunnen standhouden. Beziet men de zaak van dit standpunt, dan krijgen ineens de eu-schrijfwijzen van Milheeze L 208a (alweer een naam op - heeze), Asten L 263 en Meiel L 265 (alweer alle drie grensplaatsen) een heel ander gezicht. Dan nl. kan men vermoeden dat deze eu-uitspraak niets is dan een betrekkelijk jong ontwikkelingsstadium eener oudere ❘ y❘-uitspraak en we komen dus tot de reconstructie van een vrij omvangrijk terrein-verliezend muus-gebied, dat het grootste gedeelte van Brabants zuid-oosthoek heeft omvat. Op de omstandigheid, dat hier terrein verloren is en vermoedelijk nog steeds verloren wordt, moet ik speciaal den nadruk leggen, omdat hierdoor weer zoo duidelijk het principieel verschil aan den dag komt met de zoo uiterst vitale noordelijke muus-uitspraakGa naar voetnoot2). Deze hypothese van een vroeger aanwezig grooter muus-gebied in Brabant heeft mogelijk nog verder perspectief, in zooverre nl. de muus-enclaves Opglabbeek en Hees mede daartoe behoord zouden kunnen hebben, zoodat men ze dus zou kunnen beschouwen als de laatste spaanders eener ten-ondergegane oudere muus-cultuur. ‘Ouder’ wil hier zeggen: ouder dan de muus-cultuur, zooals wij die in onze oostelijke provinciën hebben leeren kennen, en we gaan dus onwillekeurig terug naar den eerstvolgenden ‘oudere’, waaraan het oosten zijn tegenwoordige cultuur te danken heeft, d.w.z. Holland. Zouden de uu's der drie Brabantsch-Limburgsche enclaves tijdgenooten zijn van de thans verloren gegane Hollandsche uu? Dan zou er alleen dit groote principieele verschil zijn, dat de Hollandsche uu tot een grimmig offensief is overgegaan, terwijl de Brabantsch-Limburgsche in dienzelfden tijd defensief is geworden en van lieverlede tot een toestand van uiterste decadentie is vervallen. Ik acht het zeer wel mogelijk dat deze overstrooming met een uu-laag in HollandGa naar voetnoot3) èn in de bovengenoemde 3 enclaves ongeveer in | |
[pagina 195]
| |
dezelfde periode heeft plaats gegrepen en dat dus de Brabantsche en Limburgsche uu's de gedegenereerde evenknieën van den in blakenden welstand opgeschoten Hollander geweest zijn. Er is echter ook nog een andere mogelijkheid en wel deze, dat de Brabantsch-Limburgsche uu-ontwikkeling zelfs nog ouder zou zijn dan de Hollandsche. Aangenomen dat Holland zijn uu uit het zuiden ontleend heeft, zouden we dan dus terug kunnen gaan tot een tijd, waarin het geheele noorden één egale oe-uitspraak had, terwijl in het zuiden òf geheel òf in enclaves de uu-uitspraak heerschte. We komen hiermede op het gebied der Europeesche dialectgeographie. Immers wanneer onze veronderstelling juist mocht zijn, dat het geheele complex van Noord- en Zuid-Nederlandsche uu-gebieden valt te reconstrueeren tot één of meerdere uu-haarden in het zuiden, dan zou dat ook wel eens een nieuw licht kunnen werpen op het probleem der Fransche ❘ y❘-uitspraak, dat de Romanisten al sinds jaren bezig houdt en waaromtrent nog altijd geen communis opinio bestaat. In den hier geschetsten gedachtengang heb ik aan de Brabantsche meer dan aan de beide Limburgsche uu-enclaves de aandacht besteed en ben slechts licht over de kwestie heen geloopen, of inderdaad deze drie geheel gelijk staan. Geheel zeker is dat niet. Ik heb in Opglabbeek en Hees een voldoende aantal bewoners gesproken om te kunnen constateeren dat - laten we het maar eens ouderwetsch globaal uitdrukken - de oude û als ❘ y ❘ wordt uitgesproken, maar voor verder onderzoek, in 't bijzonder omtrent de verhouding van dit verschijnsel tot het geheele klanksysteem had ik geen tijd. Ik zou me dan trouwens weer hebben moeten verdiepen in een overvloed van ‘zuidelijke’ problemen, en daartoe voelde ik mij, in mijn zoo bij uitstek noordelijk georiënteerd boek, niet meer geroepen. Aan anderen de taak om de draden hier verder voort te spinnen. |
|