De Hollandsche expansie in de zestiende en zeventiende eeuw en haar weerspiegeling in de hedendaagsche Nederlandsche dialecten
(1927)–G.G. Kloeke– Auteursrecht onbekend
[pagina 175]
| |
Zevende hoofdstuk
| |
[pagina 176]
| |
annahm, als Sauerteig oder als Salz in den schon bestehenden einheimischen Gemeinden wirken und aufgehen, sondern vielmehr auch umgekehrt die Rheinländer in das Gefüge ihrer niederländischen Gemeinden hinüberziehen und einordnen, so in Wesel’Ga naar voetnoot1). Dat inderdaad deze Nederlandsche invloed speciaal op Neder-Rijnland zeer groot geweest is, wordt door de tegenwoordige dialectgeographische structuur van dit gewest bevestigd. Voor de emigratie-beweging der 16de eeuw in haar geheelen omvang bezitten we een uitstekenden gids in het bovengenoemde boek van Van Schelven. De uittocht begint in 1544. Emden, Keulen, Aken en Wezel worden het eerst als toevluchtsoorden genoemd, Engeland herbergt vooral vluchtelingen uit Zeeland en de Zuidelijke Nederlanden. In 1550 neemt het aantal emigranten toe, onder invloed van verscherpte bepalingen. De afstand van Karel V in 1555 was voor velen alweer een sein om den onveiligen Vaderlandschen grond te verlaten, het dreigend gevaar van de invoering der nieuwe bisdommen veroorzaakt in 1559 een nieuwen uittocht, maar in 1563 zien we een terugvloeien, dat in 1566 nog toeneemt onder den invloed van de aanbieding van het smeekschrift der edelen en de aanvankelijke successen der hervormingsgezinden. Het hoogtepunt bereikt de emigratie in de jaren 1567-1570. In 1572 wenden zich voornamelijk Noordnederlanders huiswaarts. Toen na de Pacificatie van Gent in 1576 het meerendeel der vluchtelingen terugkwam, kwam dit in hooge mate ten goede aan de zaak der reformatie: ‘Met tooversnelheid groeit in die jaren 1577 en 1578 de Reformatorische beweging binnen de grenzenGa naar voetnoot2)’. Dat het zwaartepunt der reformatie thans weer verlegd is naar de binnenzijde der grenzen, blijkt o.a. uit het feit, dat er synoden in 1574 en 1578 te Dordrecht konden worden gehouden. Uit alle berichten, die wij omtrent de emigratie bezitten, valt op te maken, dat het aantal vluchtelingen zeer groot is geweest. Van Schelven acht het denkbaar, dat in de jaren '67-'70 ongeveer 200.000 emigranten buitenslands vertoefden; er zijn zelfs aanwijzingen, waaruit men tot een aantal van bijkans een half millioen voor de geheele periode zou kunnen concludeerenGa naar voetnoot3). Het is natuurlijk niet onze bedoeling, de geschiedenis dezer emigratie nog eens ten voeten uit te schetsen (men vgl. daarvoor Van Schelven); we zullen ons hier maar dadelijk gaan beperken tot de gebeurtenissen aan den Nederrijn, meer in 't bijzonder in het Kleefsche gebied. | |
[pagina 177]
| |
Volgens de Acta Emdana van 1571 onderscheidt men aan den Nederrijn twee classes, één die Keulen, Aken, Maastricht, Limburg, Neuss en Gulik omvat en verder ‘alium Vesaliensis, Embricensis, Gochensis, Ressensis, Gennepensis et si quae aliae sunt in Clivensi ditione’Ga naar voetnoot1). Omtrent de geschiedenis dezer laatste classis, die voor ons doel alleen in aanmerking komt (men vgl. onze kaart) dank ik vele gegevens aan de uitvoerige monographieën van W. Martens, Das Kirchenregiment in Wesel zur Zeit der letzten klevischen und der ersten Brandenburgischen FürstenGa naar voetnoot2), en H. Kessel, Reformation und Gegenreformation im Herzogtum Cleve (1517 bis 1609). Nebst einer statistischen Übersicht über die Verbreitung der Konfessionen zur Zeit des Erlöschens des clevischen Fürstenhauses (März 1609)Ga naar voetnoot3). Uit de 16de-eeuwsche getuigenissen blijkt ten duidelijkste ‘dass der Protestantismus seine stärkste Verbreitung in den ostrheinischen Gebieten des Herzogtums Cleve gefunden hatte’Ga naar voetnoot4). Enkele algemeene opmerkingen omtrent dit hertogdom mogen hier dus voorafgaan. De regeering van Willem IV van Gulik-Kleef (1539-1592) heeft zich door opmerkelijke onvastheid van koers gekenmerkt. Oorspronkelijk is de hertog niet bepaald anti-reformatorisch gezind geweest. De eerste jaren na het verdrag van Venlo (1543) hebben hem wel-is-waar uiterst angstvallig gemaakt, maar van een reformatie in Erasmiaanschen zin, zonder afscheiding dus van de katholieke kerk, was hij niet afkeerig. Ja in 1558 beriep hij zelfs als hofprediker Gerhard Veltius, die in evangelischen zin preekte en de mis afschafteGa naar voetnoot5). De jaren 1555-1567 zijn dan ook voor den voortgang der reformatie in het geheele Kleefsche gebied het gunstigst geweestGa naar voetnoot6). In 1566-67 kwam echter een duidelijk merkbare zwenking in de hertogelijke politiek, in de eerste plaats kwam bij den hertog ‘eine schwere geistige Erkrankung zum Ausbruch, die seine Stimmungen einem fortwährenden Wechsel unterwarf und die ihm eigene Entschlusslosigkeit nur noch stärker hervortreten liess’Ga naar voetnoot7). en in de tweede en voornaamste plaats hebben de gebeurtenissen in de Nederlanden een duidelijk merkbaren terugslag ook op het Kleefsche hof gehad, zoodat de Spaansch-gezinde partij spoedig de overhand kreeg en de periode der tegen-reformatie begonGa naar voetnoot8). Alva begon trouwens reeds dadelijk in 1567 den eisch aan den hertog | |
[pagina 178]
| |
te stellen, dat hij de Nederlandsche bannelingen ‘aus ihrer Kun. W. Landen nit gestatten, noch denselbigen in ihrer F.G. Furstendumben und Landen keine Gunst, Vorschub oder Beistand leisten wollte’Ga naar voetnoot1) welk verzoek hij bij verschillende gelegenheden herhaalde. Hoe ernstig dit gemeend was, bleek al spoedig uit de neutraliteitsschennis van 1568, waarbij als represaille tegen het niet voldoen aan den eisch om enkele met name genoemde personen aan Alva uit te leveren, Spaansche troepen op Kleefsch gebied doordrongen die Kleefsche onderdanen als gijzelaars meenamenGa naar voetnoot2). De Kleefsche hertog begon te beseffen, dat het zaak was, om officieel zoo min mogelijk aanstoot aan Alva te geven en ging tot allerlei maatregelen over, die wel-is-waar in enkele steden grootendeels ‘op papier’ gebleven zijn, maar die op den gang van zaken in het overige hertogdom toch van invloed zijn geweest. Wij hooren niet alleen van bevelen tegen de Nederlanders, maar sinds 1572 wordt er ook opgetreden tegen eigen landgenooten, voor zoover ze als gereformeerd te boek stonden - zoo b.v. in Xanten, Emmerik, Calcar, en ReesGa naar voetnoot3). Kessel legt er echter den nadruk op ‘dass es der Gegenreformation nicht gelungen ist, im Herzogtum Cleve eine einzige evangelische Gemeinde auf die Dauer zu unterdrücken’Ga naar voetnoot4). De gereformeerde schare werd overal bijeen gehouden; daar waar de aanhangers der nieuwe leer niet - als b.v. in Wezel en Duisburg - vrij vergaderen konden, werd door het systeem der ‘Wanderprediker’ in de herderlijke behoeften voorzienGa naar voetnoot5). Anderzijds kwam de reformatorische beweging in de katholiek gebleven plaatsen nu toch langzamerhand voorgoed tot staan: ‘Die Wiedererstarkung des Katholizismus vernichtete die reformatorischen Tendenzen, die noch bis in die 90er Jahre des 16. Jahrhunderts in verschiedenen Teilen der katholischen Bevölkerung wirksam gewesen waren’Ga naar voetnoot6). Deze toestand werd nog verder geconsolideerd, toen de Spanjaarden in 1598 bezettingen legden in het hertogdom. Op de godsdienstige groepeering der bevolking kon die bezetting niet meer van invloed zijn. Ziedaar enkele schetsmatige gegevens, die tot het verkrijgen van een juist inzicht in den gang van zaken allereerst noodig zijn. Op het eerste gezicht zou men zeggen, dat de constellatie in het hertogdom niet bepaald gunstig was voor de nieuwe leer. Daarbij dient echter op twee | |
[pagina 179]
| |
factoren te worden gewezen, die van bijzonder gunstigen invloed op het veld-winnen der reformatie geweest zijn. In de eerste plaats op het feit, dat de adel grootendeels gereformeerd wasGa naar voetnoot1) en door banden des bloeds met Nederlandsche geslachten verbondenGa naar voetnoot2) en in de tweede plaats op de omstandigheid, dat de nieuwe leer in de steden een buitengewoon gunstigen bodem heeft gevondenGa naar voetnoot3): immers ook daar vinde n we reeds vroeg een groot percentage protestanten onder de magistraatspersonen, wat natuurlijk de protestantsche neigingen der andere bevolkingsgroepen sterk heeft begunstigd. In de steden - die immers ook een ‘schrankenlose Autonomie’ bezatenGa naar voetnoot4) - maakt de reformatie dan ook verreweg de grootste vorderingen, voornamelijk in Wezel. Wanneer wij thans nagaan, in hoeverre zich daarbij Nederlandsche invloeden hebben doen gelden, dan zal Wezel in hoofdzaak onze aandacht trekken. Dat is eenerzijds daaraan toe te schrijven, dat inderdaad de Nederlandsche invloed daar het sterkst geweest is en anderzijds daaraan dat juist omtrent deze stad zeer vele berichten tot ons gekomen zijn. Kessel is zelfs van meening, dat het vraagstuk der Nederlandsche beïnvloeding alleen voor Wezel opgelost kan worden ‘während in den übrigen clevischen Städten das Verhältnis, das sich zwischen niederländischen und deutschen Protestanten entwickelte, noch nicht aufgehellt ist und bei dem Mangel an Nachrichten wohl auch kaum aufgehellt werden wird.’Ga naar voetnoot5). De reformatie aan den Nederrijn droeg in de eerste jaren evenals ten onzent een haast uitsluitend ‘doopersch’ karakterGa naar voetnoot6). In Wezel ziet men zich herhaaldelijk genoopt, om maatregelen tegen de ‘Wiedertäufer’ te nemen. Dat Nederlanders daarbij op den voorgrond zijn getreden, zou men - gezien de geschiedenis der Munstersche beweging - kunnen vermoedenGa naar voetnoot7). Onder de eerste ‘evangelisch’-gezinde personen te Wezel worden genoemd: Johan van Zutphen, ‘Lesemeister’ van het AugustijnenkloosterGa naar voetnoot8) en verder nog twee paters, die bij | |
[pagina 180]
| |
de reformatie een rol gespeeld hebben en waarvan men Nederlanderschap zou kunnen vermoeden: Herman HollandusGa naar voetnoot1), ook SteinGa naar voetnoot2) genaamd en Wolbrand SchagiusGa naar voetnoot3). In 1528 wordt trouwens reeds geklaagd ‘dass die aus Dortrecht vertriebenen Augustiner in den Privathäusern predigten und die Sakramente spendeten’Ga naar voetnoot4). Bijzonder op den voorgrond getreden is de Zeeuw Iman Ortzen uit Oude Tonge, die de stad Wezel 1536-1548 en 1560-1571 eerst als kapelaan, dan als gewoon predikant diendeGa naar voetnoot5). Ook heeft de Nederlander Busch (Claiss van dem Bosch, Nicolaus Buscoducensis) zich zeer verdienstelijk gemaakt, eerst als rector der school (1540), later als superintendent over de scholen, de predikanten en hulpgeestelijken (1543-48)Ga naar voetnoot6). Verder is ook Henricus Bommelius geboortig uit Zaltbommel eerst (sinds 1542) bij het Wezelsche onderwijs verbonden geweest en heeft daarna (van 1553-1560) de gemeente als predikant gediend, van 1560 tot aan zijn dood in 1570 was hij predikant in DuisburgGa naar voetnoot7). Naast den evengenoemden Iman vinden we nog drie andere predikanten met Nederlandsch klinkende namen vermeld: Evert of Eberhard van UtrechtGa naar voetnoot8), Anton van MechelenGa naar voetnoot9) en Albert KoningGa naar voetnoot10). Toen het zoogenaamde ‘Interim’ (1548) afkwam, waren, als ik het goed zieGa naar voetnoot11), in het geheel de volgende predikanten te Wezel werkzaam: Thomas Plateanus (Messerschmidt), Giesbert van Neykerken, Iman Ortzen, Nicolaus Buscoducensis, Anton van Mechelen, Evert van Utrecht, Johan Bolk (of BullichGa naar voetnoot12) - het meerendeel dus, zou men zeggen, Nederlanders. Voor de ontwikkeling van het protestantisme in het hertogdom is de opneming van Waalsche vluchtelingen te Wezel in 1545 van beteekenis geweest. Daardoor namelijk ‘gewann die reformirte Lehre ihre erste Kirche am Niederrhein’Ga naar voetnoot13). Deze - van groote zelfstandigheid getuigende - daad der stad is een bewijs te meer, hoe gunstig de bodem | |
[pagina 181]
| |
voor de nieuwe leer te Wezel reeds was. De vreemdelingen met gereformeerde neigingen vonden reeds toen de bescherming van den raad der stad. Hun aantal werd tegenover de buitenwereld als zoo klein mogelijk voorgesteld. Niet zonder een glimlach leest men, dat op een protest van den hertog geantwoord wordt: ‘es seien schon die meisten von ihnen gestorben’Ga naar voetnoot1). We zien hier, hoe de stad in vele opzichten reeds, saevis tranquillus in undis, haar gang gaat en op soortgelijke leuke wijze op protesten reageert als later op de, onder Spaanschen druk bevolen, officieele bevelen. Een geheel vaste kleur had de nieuwe religie te Wezel toen nog niet. Eenige jaren scheen het, alsof een meer luthersche richting zou worden ingeslagen. Trouwens het zou anachronistisch zijn, om in die jaren reeds een zoo scherpe tegenstelling tusschen gereformeerden en lutheranen te maken. Veeleer moet men zeggen dat ‘der religiöse Charakter der Weseler Stadtgemeinde noch 1567 nach keiner Seite hin, weder nach der lutherischen noch nach der reformierten festgelegt warGa naar voetnoot2). Aldus was de toestand toen de Nederlandsche calvinistenGa naar voetnoot3) in grooten getale naar Rijnland kwamen om daar in verschillende steden een veilig toevluchtsoord te vinden. Hoe groot deze emigratie is geweest zullen wij wel nooit meer gewaar kunnen worden. De vrees voor Alva maakte, dat men de vestiging der vreemdelingen zooveel mogelijk geheim trachtte te houden en dat de overheid alle officieele handelingen ten opzichte van de opneming vermeed. Voor een stad als Keulen wordt het aantal immigranten in 1568 op 700-800, in 1570 op 1000 geschatGa naar voetnoot4). Voor Wesel spreekt E. Simons van ‘vielen Hunderten’Ga naar voetnoot5). Van SchelvenGa naar voetnoot6) concludeert uit de 121 namen van gezinshoofden, die zijn overgeleverdGa naar voetnoot7), dat het aantal Nederlandsche vluchtelingen ± 600 moet hebben bedragen. Aanmerkelijk grooter is | |
[pagina 182]
| |
echter de latere schatting van W. SarmenhausGa naar voetnoot1). Volgens dezen namelijk beloopt ‘die Zahl der Niederländer, die sich nach den Akten nachweislich in Wesel befunden haben’ ongeveer 1050; ‘multipliziert man diese Zahl mit vier, da doch anzunehmen ist, dass die Niederländer so ziemlich alle verheiratet gewesen sind und eine Familie gehabt haben, so ergiebt sich eine Gesamtsumme von 4200 Niederländern.’ Daarbij zijn echter niet meegerekend degenen, waarvan ons geen gegevens meer bewaard gebleven zijnGa naar voetnoot2) ‘Hier kann man nur schätzen und dabei ist die Zahl 4000 nicht zu hoch gegriffen, wenn man die enorme wirtschaftlichen Veränderungen, die durch die Niederländer in Wesel eintraten, erklären will. Danach haben mindestens 8-9000 Niederländer in Wesel geweilt.’ Men kan hiertegen aanvoeren, dat het niet altijd noodzakelijk is, om aan te nemen, dat ‘enorme wirtschaftliche Veränderungen’ door groote menschenmassa's veroorzaakt worden - het toestroomen der massa is veeleer meestal het gevolg van het pionierswerk van enkelen - maar toch zal de raming van Sarmenhaus, dank zij zijn gespecialiseerd onderzoek dienaangaande, wel iets dichter bij de waarheid zijn dan die van Van Schelven. Sarmenhaus baseert zijn schatting op het onderzoek der namen uit ‘Presbyterialprotokolle’ en stedelijke akten. Hij is, voor zoover ik zie, de eenige, die dezen moeizamen, maar methodisch eenig juisten weg heeft bewandeldGa naar voetnoot3). Ziet men dezen grooten toevloed van Nederlanders, dan verwondert men zich niet, dat Wezel in dien tijd den eerenaam kreeg van ‘Mutter der Geusen’. Vrijwel algemeen schijnt men het erover eens te zijn, dat het meerendeel dezer Nederlanders uit Antwerpen afkomstig was, immers-men verzuimt niet, daar steeds op te wijzen - de stad werd in dien tijd met den naam van klein-Antwerpen bestempeldGa naar voetnoot4). Deze mededeeling schijnt terug te gaan op SelliusGa naar voetnoot5), die vermeldt, dat de stad door het groote aantal ballingen, die hun handel en bedrijven meebrachten, zoo zeer toenam ‘ut Vesalia titulo Minoris Antverpiae tunc ornaretur.’ Het lijkt mij echter twijfelachtig, of men uit dezen naam wel vaste gevolgtrekkingen mag maken. In dien twijfel werd ik nog versterkt door de ge- | |
[pagina 183]
| |
gevens van Sarmenhaus. Immers deze constateert, dat van de 196 personen, die localiseerbaar zijn, slechts 21 uit Antwerpen afkomstig zijn. Een soortgelijk negatief resultaat krijgt men ook uit de lijst van onderteekenaars van de Acta der Wezeler Synode in 1568; uit deze lijst - tezamen 63 namen omvattend - kan men nauwelijks een zestal met meerdere of mindere stelligheid naar Antwerpen localiseeren, terwijl andere namen naar West-Vlaanderen, Zwolle, Aalst, Utrecht, Gent, Asperen, Wijk bij Duurstede, Kuilenburg, Overijsel, Venlo, Eeclo, 's Hertogenbosch, Oudenaarde, Brussel, Hoorebeke, Waes, Brugge wijzenGa naar voetnoot1). Ik wil uit deze laatste lijst geen vèr-gaande conclusies trekken, vooral niet omdat vaststaat, dat lang niet al deze personen te Wesel duurzaam verblijf hielden, maar toch lijkt het mij waarschijnlijk, dat Antwerpen naar verhouding geen hooger percentage zal hebben opgeleverd dan andere Nederlandsche plaatsen. Veeleer zal de naam Antwerpen als pars pro toto voor het geheele Nederlandsche taalgebied gebezigd zijn. Voor het overige tast men omtrent de herkomst van het leeuwendeel der vluchtelingen in het duister. Ook uit het feit, dat, volgens de ‘Weseler Presbyterial-protokolle’ de gemeente in vier ‘naties’ verdeeld wasGa naar voetnoot2) vallen nog geen conclusies te trekken. Volgens Van Schelven worden onder Vlaanderen 46, Brabant 34, Holland 17 en onder Gelderland 30 mansnamen vermeld. Maar volgens Sarmenhaus kan deze indeeling in naties onmogelijk kloppen met de feitelijke herkomst der vluchtelingen ‘da ja dann, wie das vorige Verzeichnis zeigt, eine ganze Reihe von Leuten, die aus andern Provinzen und Grafschaften, wie Friesland, Oberyssel, Hennegau usw. stammen, nicht unterzubringen sind.’ Zoo komt Sarmenhaus in tegenstelling met Van Schelven onder meer tot de slotsom, dat van de bekende namen het grootste contingent (116) naar Gelderland gelocaliseerd moet worden, al vestigt hij er de aandacht op, dat de kerkelijke acten juist voor de zuidelijke provinciën minder materiaal opleverenGa naar voetnoot3). De kwestie in welke mate deze Nederlanders een cultureelen, en taalkundigen, invloed gehad kunnen hebben, hangt m.i. ten nauwste samen met den graad van waardeering, waarin deze vreemdelingen bij het Rijnsche publiek stonden. Nu valt uit verschillende dingen duidelijk op te maken, dat de genegenheid voor de ballingen zeer groot geweest is. Niet alleen om ideëele motieven, maar ook om materieele redenen zag men de vreemdelingen gaarne en stelde alle pogingen in het werk om ze ook te behouden. Dat dit vooral in Wezel het geval was, blijkt duidelijk uit de wijze, waarop de stad op de edic- | |
[pagina 184]
| |
ten van den hertog reageerde: ‘Es verkündete sie wohl, um den herzoglichen Anordnungen wenigstens scheinbar Genüge zu leisten, aber in Wirklichkeit führte es sie nicht aus.... Der Rat dachte nicht im geringsten an ein Vorgehen gegen die Fremden, die ihm grossen Nutzen brachten.’Ga naar voetnoot1) Ook uit de opmerkingen van Martens krijgt men den indruk, dat het stadsbestuur, om tegenover Hertog Willem en vooral Alva gedekt te zijn, verbanningsmaatregelen tegen de Nederlanders min of meer gefingeerd heeft: ‘Die Fremden müssten sonst recht oft wiedergekehrt sein. Höchstens bis in die Vorstädte sind sie einmal gekommen’Ga naar voetnoot2). Toen in October 1572 het gerucht zich verspreidde, dat Alva zijn troepen naar Xanten dirigeerde om van daaruit Wezel, den haard der ketterij te bezetten, achtte de stad het verstandig om een eenigszins ostentatief-gewillige houding aan den dag te leggen. Ze verjoeg veel vreemd gespuis, verdreef losloopende knechten, die tegen de Spanjaarden hadden gediend en verscherpte het politietoezicht op de vreemdelingenGa naar voetnoot3). Maar nauwelijks was het gevaar weer geweken, of de houding werd aanmerkelijk welwillender tegenover de vreemdelingen, zóó dat de Kleefsche kanselier ernstige verwijten tot de gedeputeerden van Wezel richt: ‘Allerdings wäre eine Anzahl unvermögender Fremden ausgewiesen, die vermögenden Fremden und Rebellen erfreuten sich jedoch, gegen Reichstagsabschiede, kaiserliche Mandate und herzogliche Befehle, sogar des besonderen Schutzes des Bürgermeisters Bungart (Bongert)’Ga naar voetnoot4). Men beloofde beterschap, die echter daarin bestond, dat men nog voorzichtiger den gang van zaken tegenover de buitenwacht camoufleerde. Uit het boek van GantesweilerGa naar voetnoot5) ziet men hoe de bevelen des hertogs òf schoorvoetend, òf half, òf heelemaal niet werden opgevolgd. Ook uit andere dingen blijkt duidelijk, dat de neutraliteit van een zeer welwillende soort is geweest: ‘In den beiden Wirtshäusern “Zur Landskrone” und “Zum Helme” hätten zwei niederländische Hauptleute offen ihr Quartier aufgeschlagen, sammelten Mannschaften gegen den spanischen König und führten sie nach Bom[m]el’Ga naar voetnoot6). Ook in de overige plaatsen van het hertogdom is de stemming over 't algemeen gunstig geweest. Alleen valt te vermelden, dat de stadsbesturen van Emmerik, Calcar, Üdem en Cranenburg meer ge- | |
[pagina 185]
| |
neigd waren, de bevelen van den hertog op te volgenGa naar voetnoot1). De stemming der bevolking is echter ook daar vrijwel onverdeeld gunstig geweest. Ook in die plaatsen, waar het katholicisme nog ongeschokt was, zijn de vluchtelingen opgenomenGa naar voetnoot2). ‘Hier waren in erster Linie wirtschaftspolitische Gesichtspunkte massgebend’Ga naar voetnoot3) laat Kessel daarop volgen. 't Kan zijn, maar uit al deze dingen valt dunkt me toch ook een vrijwel algemeen pro-Nederlandsche stemming, zoowel bij katholieken als protestanten op te maken. Trouwens ook niet àlle vluchtelingen zijn calvinisten geweest, er moeten zich stellig ook katholieken onder hebben bevonden, die zich aan de heerschappij der Spanjaarden hebben willen onttrekken; ook van Antwerpsche lutheranen wordt gewag gemaaktGa naar voetnoot4). Van 1567-'77 is de Nederlandsche penetratie van Rijnland het sterkst geweestGa naar voetnoot5). In het Eeuwig Edict werd de Pacificatie van Gent en de Unie van Brussel erkend en dat was voor vele vluchtelingen een voldoende waarborg, om weer naar het vaderland terug te keeren. Tot dank voor de genoten gastvrijheid hebben de vluchtelingen aan de stad twee bekers vereerd (één van wege de Nederlandsch-, één vanwege de Fransch-sprekenden). Martens vestigt er de aandacht op, dat deze bekers eigenlijk niet zoo zeer als een afscheidsgeschenk zijn te beschouwen, maar dat de Presbyteriën in het vertrek van vele vluchtelingen zonder dank aan de stad een aanleiding vonden, om de dankbaarheid hunner landgenooten door deze kostbare geschenken te toonenGa naar voetnoot6). Immers niet alle vluchtelingen zijn vertrokken: de leden van de deputatie, die de bekers overhandigde, hielden enkele jaren later nog altijd in Wezel verblijfGa naar voetnoot7). Tusschen 1582 en '86 komt in plaats van de verdeeling naar ‘natien’ | |
[pagina 186]
| |
een locale indeeling volgens stadswijken. In deze jaren valt blijkbaar in hoofdzaak de geleidelijke ontwikkeling van ‘Fremdengemeinde’ tot ‘Sondergemeinde’Ga naar voetnoot1). Merkwaardig lang heeft de voorzichtige raad der stad echter tegenover de vijandige buitenwereld de fictie vol kunnen houden, dat de inwoners der stad niet gereformeerd waren. Als tijdens de bezetting der stad (1598-'99) door de Spanjaarden de eisch gesteld wordt om ‘die calvinischen Prediger und Schulmeister auszutreiben’ en ‘deroselben Consistorium zu zerstören’,Ga naar voetnoot2), antwoordt de gedeputeerde van de magistraat 10 dagen later aan den Spaanschen gevolmachtigde: ‘man wüsste allhie sich keiner andern Religion dann der Augsburgischen Confession zum rechten Verstand gemäss zu entsinnen’ en ‘man wisse von keinem Consistorium, doch da er curam pauperum peregrinorum meinete, hätte man kein Bedenken, darüber Ordnung aufzurichten’Ga naar voetnoot3). Hieruit blijkt ook wel, hoe zeer Martens gelijk heeft met zijn betoogGa naar voetnoot4), dat niet de vreemdelingen in de Wezelsche gemeente zijn opgegaan, maar dat omgekeerd de Wezelsche gereformeerden hun kerkorganisatie geheel aan de Nederlanders te danken hebbenGa naar voetnoot5), of zooals Kessel het uitdrukt: ‘Das kirchliche Leben der Fremdengemeinde erwies sich, obwohl ihr kein eigener Prediger und kein eigener Gottesdienst von der Stadtobrigkeit zugestanden wurde, als so stark, dass schliesslich die einheimische Stadtgemeinde in ihr aufging’Ga naar voetnoot6). Merkwaardig is het, dat de gereformeerden te Wezel nog tot 1610 onder de calvinistische kerk van de Republiek der Vereenigde Nederlanden bleven ressorteerenGa naar voetnoot7). Het eerste officieel Wezelsche presbyterium wordt door den raad bevestigd in 1612. Op de vermelding van dit feit laat Martens de volgende kenschetsende woorden volgen: ‘So war endlich der ganzen Stadt zuteil geworden, was vor mehr als vier Jahrzehnten die Flüchtlinge sich geschaffen hatten: eine echt kirchliche Verfassung, eine Gemeinde-organisation. Das war die andere, die wertvollere Dankesgabe der Geusen.’Ga naar voetnoot8)
We hebben hiermede althans voor één stad een voorstelling gekregen, van welken omvang de Nederlandsche invloed in de tweede | |
[pagina 187]
| |
helft der 16de eeuw geweest is. Enkele gegevens omtrent andere steden mogen dit beeld nog iets verduidelijken. Nà Wezel bevond zich de grootste gemeente van Nederlanders in GochGa naar voetnoot1). Uit de mededeelingen die W. BöskenGa naar voetnoot2) ons omtrent deze gemeente verschaft, stip ik het volgende aan: De herkomst der vluchtelingen is in de meeste gevallen niet na te gaan; als plaatsen van herkomst worden genoemd Antwerpen, Gent, Diest, Turnhout, Eindhoven, Grave, 's-Hertogenbosch, Dordrecht. De eerste vluchtelingen kwamen blijkbaar in 1566, de emigratie bereikte in 1569 een hoogtepunt en duurde tot ± 1575; ‘seit 1578 wurde aus der Fremden-gemeinde allmählich und fast unmerklich eine einheimische’Ga naar voetnoot3), in dit jaar namelijk werden ook voor het eerst inwoners van Goch in het presbyterium opgenomen. Maar ook na 1578 berustte de leiding nog in hoofdzaak bij Nederlanders, immers in 1583 schreef het presbyterium ‘dass hier nicht viel Bürger, sondern am meisten Teile Fremdlinge unter dieser Gemeinde seien.’Ga naar voetnoot4) Men ziet uit deze weinige punten reeds het onmiskenbare parallelisme met den gang van zaken in Wezel. Ook in Goch is dus de gereformeerde gemeente ‘als die direkte Fortsetzung der Gemeinde zu betrachten, welche die Niederländer hier im Exil begründeten’Ga naar voetnoot4). Aangaande de Nederlandsche gemeente in Emmerik vergelijke men W. Meyer, De wording der gereformeerde gemeente te EmmerikGa naar voetnoot5) en Van Schelven blz. 304-'5. Omtrent de wordingsgeschiedenis dezer gemeente zijn we slechts zeer gebrekkig ingelicht, alleen weten we, dat de gemeente op een zeker tijdstip, 1570-'80, een 53-tal lidmaten had en dat de pensoon, die aangaande de lotgevallen omstreeks 1715 iets mede deelde, nog in 't Nederlandsch schreef. Op soortgelijke wijze als te Goch zijn volgens KesselGa naar voetnoot6) ook in de steden Kleef, Rees en Gennep de gereformeerde gemeenten ontstaan uit de gemeenten der Nederlandsche vluchtelingen. Het is te betreuren, dat we over den Nederlandschen invloed in Duisburg niets wetenGa naar voetnoot7). Kessel neemt aan, dat vooral Fransch-sprekende Nederlanders daarheen getrokken zijn, omdat er een Waalsche gemeente heeft bestaan. | |
[pagina 188]
| |
Tenslotte moeten we er wel van doordrongen zijn, dat de Nederlandsche invloed zich niet uitsluitend bepaalt tot die der calvinistische ballingen. Dat er onder de Nederlanders ook katholieken en lutheranen waren, werd boven (blz. 185) reeds aangestipt. Maar behalve dat moeten we ook nog rekening houden met het feit, dat er Duitschers, speciaal de bewoners der grensstrook, om godsdienstige redenen naar Holland gingen. Zoo gingen b.v. gereformeerde burgers uit Emmerik een tijdlang in het naburige 's Heerenberg ter kerk en het is aan te nemen, dat dergelijke toestanden ook in andere grensplaatsen bestaan hebbenGa naar voetnoot1). Omgekeerd moeten echter ook katholieken uit Holland, toen hun godsdienst daar in het gedrang kwam, naar Duitsch gebied gekomen zijn ter vervulling van hun kerkelijke plichten. Zoo wordt in de Geldersche synode van 1612 besloten dat: ‘Sullen deputati, die tott bevorderinge des nationalen synodi gaen, mede by den Edelen Hoochm. h. Generaele Staten versoecken, off haere Edele Hoochmog. enigen raet souden weten om te verhinderen, datt die inwonders deser landen soo gemeensamelick ende vrymoedelick niet en lopen buyten dese provincien om misse te horen, te biechten, te trouwen, tott bedevaerden etc. by namen tott die dorpen, soo heel nae by den steden deser Verenichde Nederlanden gelegen, in welcken vergaderingen onder pretext van oeffeninghe der Paepscher religie bequamelicker enige aenslaegen konden beraetslaecht werden als binnen die steden selffs’Ga naar voetnoot2). Ten slotte moet nog op de Jezuietenschool te Emmerik worden gewezen, die, in 1592 opgericht, ondanks herhaalde protesten der Staten-Generaal, een krachtige werkzaamheid ontvouwde en in de 17de eeuw tot grooten bloei kwamGa naar voetnoot3)Ga naar voetnoot4). Dat leerlingen uit Holland daarheen kwamen, ligt reeds door de gemakkelijke bereikbaarheid dezer grensplaats voor de hand. De Geldersche synode van 1600 acht het dan ook noodig, dat er o.a. in 's-Heerenberg een gereformeerde schoolmeester en koster wordt aangesteld ‘opdat den borgern daselbst geen orsacken gegeven worde hare kindern op Emmerick na den Jesuiten te seinden’Ga naar voetnoot5). Van grooter belang zijn trouwens de latere Nederlandsche invloeden in Emmerik: in 1624 is de stad door Maurits ingenomen en tot 1672 onder Nederlandsche bezetting geblevenGa naar voetnoot6). | |
[pagina 189]
| |
Uit het bovenstaande is, naar ik hoop, duidelijk geworden, welk een breede basis voor Nederlandschen invloed er gedurende de 16de eeuw in Rijnland is gelegd. Op deze basis kon in de gouden eeuw worden voortgebouwd. Met recht kan de vraag worden gesteld, of de Hollandsche cultuurinvloed zich in de 17de eeuw eigenlijk niet veel sterker heeft doen gevoelen dan de meer algemeen-Nederlandsche in de 16de. De cultureele expansie van Holland deed zich toen reeds over de geheele wereld gevoelen, hoe veel te meer dus nog in dit onmiddellijk aangrenzend landelijk gewest. Bovendien komen er dan, behalve de in de 16de eeuw aangeknoopte banden nog zooveel hechte bij. Het Kleefsche gebied haalt zijn predikanten nog veelal bij zijn nabuur, nog altijd blijft die nauwe aansluiting bij de Nederlandsche kerk bestaan, die ‘den meisten reformierten Gemeinden des Herzogtums Cleve bis tief ins 17. Jahrhundert hinein ein gewisses niederländisches Gepräge gegeben hat’Ga naar voetnoot1). De namen der predikanten uit de Kleefsche gemeenten werden dan ook nog tot aan de Fransche revolutie opgenomen in het officieele handboek der Nederlandsche gereformeerde kerkGa naar voetnoot2). Wezel, dat reeds van 1629-1648 Nederlandsche bezetting had gehad, bleef van 1648-1672 een Nederlandsche barrière-stad en deelde ten volle in den bloei der Republiek. De banden werden daardoor, zoo mogelijk, nog wat nauwer aangehaald. Talrijk zijn de namen van Kleefsche jongelingen, die in de 17de eeuw te Leiden kwamen studeerenGa naar voetnoot3). Kortom, de tendentie in de ontwikkeling van het hertogdom Kleef kan niet beter gekenschetst worden dan door de woorden van Max Lehmann: ‘noch lange nachher und in viel ruhigern Zeiten hat die brandenburgische Staatskunst mit der Möglichkeit rechnen müssen, dass Kleve sich den “sieben Provinzen” als achte oder, wenn der Hochmuth der Hoch- und der Edelmögenden dies nicht zuliess, als “zugewandter Ort” zugesellen würde’Ga naar voetnoot4). |
|