De Hollandsche expansie in de zestiende en zeventiende eeuw en haar weerspiegeling in de hedendaagsche Nederlandsche dialecten
(1927)–G.G. Kloeke– Auteursrecht onbekend
[pagina 167]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zesde hoofdstuk
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 168]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ben gesproken (vgl. blz. 146vv.) en een dergelijke radicale verdrijving van het Friesch (alleen op Terschelling is het nog ten deele blijven leven) doet een groote intensiteit van cultuuruitstraling veronderstellen. Omtrent de phasen van den Hollandsch-Frieschen taalstrijd zal men wel niet zoo gemakkelijk wat te weten kunnen komen. Wellicht is in den loop der 16de eeuw aan het Friesch de genadeslag toegebracht. Vermelding verdient, dat al deze eilanden vele doopsgezinden onder hunne bewoners tellen of geteld hebben. In Vlieland b.v. is, naar ik schat, meer dan de helft der bewoners doopsgezind geweest, vgl. de opgaven van J. Loosjes in Doopsgezinde Bijdragen, 52 (1912), blz. 79. Indien de bovengenoemde eilanden ten opzichte van het hier bestudeerde taalverschijnsel verhollandscht zijn, hoeveel te meer reden is er om aan te nemen, dat Marken en Urk overstroomd zijn. Deze eilanden zijn dan ook thans reeds over het muus-stadium heen en tot de Hollandsche ui gekomen (maar omtrent de vroegere uu van Marken vgl. boven blz. 53). Bij de Urkers is mij opgevallen, dat de ui nog zeer gesloten klinkt en dat men zelfs geneigd is een eu te hooren (met eu wordt de klank dan ook in het materiaal van het Aardrijkskundig Genootschap weergegeven). Bij een oud-bewoner van Schokland, waarmede ik te Kampen een gesprek kon voeren, is mij een soortgelijke gesloten uitspraak opgevallen. Schokland was tijdens de Republiek half Hollandsch en half Overijselsch. De Schokker deelde mij mede, dat de taal van Ens, dat protestantsch was van die van het katholieke Emmeloord afwijkt. Vermelding verdient, dat in 1660 het noordelijk deel benevens het eiland Urk door Amsterdam is gekochtGa naar voetnoot1). Ik wensch hier nog eens nadrukkelijk op te merken dat de weinig conservatieve houding ten opzichte van de uitspraak der oude û allerminst een bewijs hoeft te zijn, dat de eilanders hun oude taal met huid en haar hebben prijs gegeven. Er zullen m.i. nog veel relicten in zijn aan te toonen, die doen denken aan het 16de-eeuwsche Hollandsch en ook van de vroegere onderlagen zal door het voortgezet taalonderzoek nog wel een en ander aan het licht gebracht kunnen worden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
B. EnkhuizenHet muus-gebied van Enkhuizen moet als een laatste continentaal-Noordhollandsch relictgebied worden opgevat. Van principieel dialectgeographisch standpunt is dit relict buitengewoon instructief. We zien hier nl. een interessante parallel met de afwijzende houding, die | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 169]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de IJselsteden ten opzichte van de muus-penetratie hebben aangenomen. Evenzoo heeft zich Enkhuizen tegen het nog nieuwere muis verzet, en naar het schijnt onder soortgelijke historische omstandigheden. Konden we, naar op blz. 163v. bleek, voor de IJselsteden een vervallen grootheid constateeren zonder dat daarmede nog een algeheel prijsgeven van eigen individualiteit gepaard ging, in Enkhuizen herhaalt zich datzelfde een goede eeuw later. Op den grooten bloeitijd van Enkhuizen (het participeerde voor 1/16 in de Oostindische Compagnie) volgt de eerste klap in 1703 toen de Franschen de Enkhuizer haringbuizen verbranddenGa naar voetnoot1), daarop de achteruitgang, die de geheele 18de eeuw kenmerkt. We zien dat aardig geïllustreerd door de toe- en afneming van het zielental, zooals dat door RamaerGa naar voetnoot2) op grond van het aantal woningen zorgvuldig is berekend. In 1514 heeft Enkhuizen 3.600 inwoners, in 1632 is dat aantal gegroeid tot 19.300; in 1732 is, blijkens het zielental van 13.900, de daling reeds aanzienlijk: met 6.800 in 1795 en 4.988Ga naar voetnoot3) in 1840 blijkt het stadje voorgoed gedegradeerd tot een der door Henri Havard gesignaleerde ‘villes mortes’. De 19de eeuw heeft Enkhuizen taalkundig nog zonder kleerscheuren doorstaan. Deze laatste muus-vesting is wel verzwakt, maar nog niet vermeesterd. Heel onwaarschijnlijk lijkt het niet, dat ze ook nog wat steunt op het Friesche muus-gebied. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
C. Zeeland‘Eine mächtige Religion entfaltet sich in alle Dinge des Lebens hinein und färbt auf jede Regung des Geistes, auf jedes Element der Kultur ab’. Daar het Zeeuwsche muus-gebied - en het Zuid-Hollandsche Goeree en Overflakkee mag daarmede over één kam geschoren worden - tot het oude uu-gebied behoort en deze uitspraak hier dus, in vergelijking met het hedendaagsche Hollandsch, als relict beschouwd moet worden uit den tijd dat de geheele kust nog uu sprak, behoeven wij de Zeeuwsche historie niet in bijzonderheden te bestudeeren. Slechts de toestand in Zeeuwsch-Vlaanderen geeft ons aanleiding tot eenige nadere opmerkingen (die ik ten deele ontleen aan een beknopte, maar voor ons doel juist zeer geschikte brochure van J. de HulluGa naar voetnoot4)). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 170]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het meerendeels protestantsche westelijke gedeelte van Zeeuwsch-Vlaanderen, het zoogenaamde vierde district van Zeeland, heeft van 1584-1604 (Sluis van 1587-1604) tot het Spaansche gebied behoord (alleen Biervliet bleef Staatsch). Uit onze kaart blijkt, dat deze bezetting - althans ten opzichte van het door ons bestudeerde taalverschijnsel - niet van invloed is geweest op de tendentie in de taalontwikkeling. Dat de grensplaatsen Ede en Heille hun uu-uitspraak hebben prijs gegeven, is zonder twijfel aan moderne zuidelijke en katholieke invloeden te dankenGa naar voetnoot1). De inwoners van Ede, die voor 98% katholiek zijn, oefenen volgens v.d. Aa (Aardr. Wb. IV, blz. 33) te Middelburg in Vlaanderen en te St. Laurens hun godsdienst. De bevolking van Heille bestond in 1840 uit 530 katholieken en 80 hervormden; v.d. Aa (Aardr. Wb. V ,blz. 346) geeft op, dat de katholieken naar Middelburg in Vlaanderen ter kerk gaan. In het overige gedeelte van dit westelijke gebied hebben nòch de talrijke kolonisten van de Zeeuwsche eilanden, uit Vlaanderen, uit Walenland, Frankrijk en Duitschland, die zich in de 17de en 18de eeuw hier hebben neergezet, nòch de Zeeuwsche en Hollandsche ambtenaren en militairen de oude uu-uitspraak doen verdwijnen. Kwamen trouwens de meeste der Dietschsprekende kolonisten niet zelf uit uu-gebieden? Anders daarentegen is de toestand in oostelijk Zeeuwsch-Vlaanderen We hebben hier allereerst te onderscheiden een ‘Staatsche’ kern - omvattende de gemeenten Hoek, Terneuzen, Zaamslag en Axel - die nimmer onder duurzamen ‘Spaansch’-Nederlandschen invloed heeft kunnen geraken. Terneuzen is sinds 1574 bestendig aan de zijde der Staten geweestGa naar voetnoot2). Axel is in 1583 door verraad overgeleverd maar sinds 1586 weer voorgoed Staatsch geworden. De gemeente Hoek omvat een gebied, dat een onafgebroken strijd tegen soms langdurige overstroomingen heeft moeten voeren. De bewoners zijn blijkbaar reeds van ouds protestant geweest. In Tegenw. Staat van Staats Vlaanderen (Amsterdam 1751), blz. 531 vinden we vermeld, dat het dorp Hoek een gereformeerde kerk heeft. Het dorp heeft zijn ontstaan te danken aan de verhuizing der bewoners van de naburige door de zee overstroomde poldersGa naar voetnoot3). Spaansch is deze streek niet geweest, immers zij werd beschermd door het Mauritsfort, ‘gelegen op den houck van 't land van der Neuzen’, dat in 1586 door prins Maurits is gebouwd tegenover de Spaansche versterking Philippine. De gemeente Zaamslag, door Maurits in 1586 geïnundeerd en pas 1648-1650 opnieuw | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 171]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bedijktGa naar voetnoot1), heeft van ouds tot Axel behoordGa naar voetnoot2) en moet dus, ook al blijkens de huidige confessie der bewoners (er zijn slechts 4% katholieken) taalkundig op dit laatste stadje georiënteerd zijn. Om de Staatsche kern (mèt Biervliet behoorende tot het oude Committimus) groepeeren zich ten zuiden en oosten de ‘Spaansche’ gemeenten met de steden Hulst en, in mindere mate, Sas van Gent als dominanten. Ze zijn in 1644 en 1645 door Frederik Hendrik heroverd, te laat echter - zooals onze kaart ten duidelijkste doet zien - om een nieuwe, van die van 't overige Zeeland en Zeeuwsch-Vlaanderen afwijkende, tendentie in de taalontwikkeling te keeren. In deze gemeenten treedt wel heel duidelijk het nauwe verband tusschen taal en godsdienst aan het licht. Ook zien we dat de nieuwe taalkundige oriënteering in betrekkelijk korten tijd, een periode van ten hoogste vijftig jaren, haar beslag moet hebben gekregenGa naar voetnoot3). Ware b.v. Hulst in 1596 niet voor de Staten verloren gegaanGa naar voetnoot4), dan zou er dunkt me geen plausibele reden zijn om een zóó groot verschil tusschen het dialect van Hulst en dat van Axel aan te nemen, als thans valt te constateeren. Zoo heeft dan de Spaansch-Staatsche antithese voorgoed een wig gedreven in dit Oost-Zeeuwschvlaamsche dialectgebied. Daaraan doet niets af het feit, dat deze gemeenten niet alle de regelrechte voortzetting zijn van oude ‘Spaansche’ gebieden. Zoo is Westdorpe geheel verdronken geweestGa naar voetnoot5), Boschkapelle is eerst in de 18de eeuw gestichtGa naar voetnoot6) en ook overigens is de geschiedenis dezer gemeenten veelal een ‘worstelen en ontzwemmen’ zonder einde. De omstandigheid, dat de domineerende punten gedurende het laatste decennium der 16de en de eerste vier à vijf decenniën der 17de eeuw (het tijdvak dat voor de taalkundige oriënteering onzer overige gewesten van zoo vèrstrekkende gevolgen is geweest) Spaansch waren, heeft op de taal van de geheele ‘Spaansche’ streek voorgoed een ander cachet gedrukt. Dat deze klove in de algemeene taalkundige oriënteering van Staats-en Spaansch-Vlaanderen in het midden der 17de eeuw reeds begon te gapen, houd ik voor zeker; ook al ben ik evenzeer overtuigd, dat de ui-uitspraak in dien tijd nog geenszins op het katholieke platteland heerschte, maar veeleer tot de aanzienlijken van het stadje Hulst beperkt was. Doch zoo ergens, dan geldt bij de taalkundige ontwikkeling, dat de eerste | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 172]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
klap een daalder waard is. Men vergelijke ook de belangrijke principieele opmerkingen dienaangaande bij Hesseling, Het Negerhollands der Deensche Antillen (Leiden 1905), blz. 3v. Voor het ‘Spaansche’ gedeelte van Zeeuwsch-Vlaanderen komen we dus tot deze slotsom: al heerschte in het midden der 17de eeuw daar waarschijnlijk nog de uu-uitspraak, de tendentie naar de ui stond reeds vast. Als in 't bijzonder Hulst toen nog onveranderd uu had gesproken, zou het met Axel ten opzichte van deze uitspraak gelijk-op zijn gegaan. Dat over 't algemeen ook de geestelijke habitus der bewoners omstreeks 1650 reeds voorgoed zijn ‘draai’ had gekregen, moge blijken uit de volgende opgaven van het aantal inwoners, ontleend aan de Staten van de bevolking der steden en gemeenten van het Koningrijk der Nederlanden op den 1 Januarij 1840:
Men zoeke de protestantsche opgaven van 4 cijfers eruit, dan heeft men tevens de gemeenten van het muus-gebied. Dat de taalkundige ‘draai’ niet van den godsdienstigen gescheiden mag worden, maar tevens dat de zaak niet zoo nuchter eenvoudig in haar werk is gegaan als men uit bovenstaande getallen geneigd zou zijn aan te nemen, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 173]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
blijkt uit de geschiedenis der afzonderlijke gemeenten. Zoo zijn er b.v. wèl in de meeste dezer gemeenten protestanten, en naar het schijnt in overigens wel levenskrachtige hoeveelheid, geweest, maar het protestantisme heeft toch nergens wortel kunnen schieten. Zoo ging de protestantsche gemeente te Zuiddorpe in de achttiende eeuw te nietGa naar voetnoot1) die te Philippine, Ossenisse en Hengstdijk in 1796Ga naar voetnoot2), te Stoppeldijk in 1799Ga naar voetnoot3), te Sint Janssteen in 1803Ga naar voetnoot4). Als de kern haar expansieve kracht verliest, zijn de afbraakverschijnselen aan de peripherie zichtbaar! | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
D. Het Vlaamsche landDe consequentie zou meebrengen, dat ik thans evenals voor het noorden ook voor Vlaanderen het beloop mijner isoglossen aan de locale historie ging toetsen. Ik zie mij echter genoopt, mij voor ditmaal daaraan te onttrekken, omdat ik mij ten opzichte van de beoordeeling der Vlaamsche locale historie nog minder competent gevoel dan voor het noorden; ik laat de historische beschouwingen hier dus over aan een zuidelijk taalminnaar. Anderzijds geloof ik, dat het ontbreken van een historischen grondslag niet al te zeer als een bepaald pijnlijke leemte behoeft te worden gevoeld, daar de interpretatie van de westelijke isoglosse in algemeenen zin voor den dialectgeograaf zoo zonneklaar is. Evenals geheel Zeeuwsch-Vlaanderen in de 16de eeuw nog rood was (zie blz. 171) zoo moet ook Oost-Vlaanderen toen nog grootendeels tot het muus-gebied behoord hebben. Dat imderdaad in het midden der 16de eeuw nog in Gent de uu-uitspraak heerschte blijkt uit de Néderlādsche Spellijnghe van Joas LambrechtGa naar voetnoot5). Lambrecht, geboren Gentenaar en van beroep schoolmeester, graveur, lettersteker, lettergieter en drukker, bestempelt de eu-uitspraak van zijn Gentsche u uitdrukkelijk als ‘Brabantsch’: ‘Vā geheliken schrijft de Brábāter qwálic búten /ghemęrct dat hy tselfde woord pronūcieerd ē uutspreect aldus / beuten: maar de bezonder faute van dézen es / dat hy de letter u quálic naamd / zegghende eu / des ghelijcs namende i ei.’ (blz. 3) Lambrecht geeft dan ook de articulatie van u op blz. 15 aldus weer: ‘een muulkin mákēde / of ean tótgin uitstékēde / thende van der tonghe téghen d'onderste tanden’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 174]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wellicht is de Schelde in de 16de eeuw de oostgrens van het muus-gebied geweest en is toen in den loop der 17de het ‘oprollen’ van dit gebied vanuit de steden begonnen We zien duidelijk, hoe òm de beide cultuurcentra Antwerpen en Gent de olievlek van het muis-gebied is ‘ingevreten’. De vraag naar den haard van het verschijnsel zal dus hier herleid moeten worden tot de vraag: waar hebben Antwerpen en Gent hun, thans monophthongische, ui-uitspraak vandaan? Zou Brussel, de zetel der Bourgondische regeering, hier den toon hebben aangegeven? Dan zou dus deze stad, ongeveer gelegen op de plaats waar het litorale muus-gebied, het continentale moes-gebied en het Romaansche taalgebied elkaar ontmoetten de oerbron van alle vernieuwing geweest zijn. Juist op zoo'n plaats waar drie culturen opeenbotsen en waar bovendien de hoogste aristocratie haar zetel heeft, is de kans op bouleverseering en dan vernieuwing der taal het grootst. |
|