Gedichten
(1792)–Joannes Petrus Kleyn, Antoinette Kleyn-Ockerse– Auteursrechtvrij
[pagina 77]
| |
[pagina 78]
| |
't Is het beeld der Bruiloftszaalen:
Verre af is m'er van geween:
Maar hoe ligt verstrooijen stormen,
Hier en ginds, de bloemen heen! −
Lieve Cidli! in mijn' boomhof
Staat een Pipping aan den vliet;
Schooner is geen boom op aarde, −
Voller bloeide een Pipping niet!
Maar, hoe kort, hoe broos die vreugde!
'k Schreidde hartlijk bij den boom!
'tMeest van all' zijn lieve bloeisem
Drijft nu, vruchtloos, in den stroom!
| |
[pagina 79]
| |
Zoo verkwistend is de Lente!
Zoo verspillende is de Min!
Lagchjes, kuschjes, minnelonkjes, −
Ach! daar is heur schat niet in!
Ed'ler bloeisems geven vruchten,
Die een rijper zomer voedt:
Zij alleen zijn vast en duurzaam,
Of er storm of hagel woedt.
En die rijpen voor den Hemel! −
O! zij vallen nimmer af!
Zulk een vrucht der waare liefde
Is nog goed tot over 't graf! −
| |
[pagina 80]
| |
Cidli! laat de bloeisems drijven,
Die de Bruiloftszaal u biedt!
Cidli! kweek de vaste vruchten;
O, die rooft de waereld niet! −
A. |
|