Gedichten
(1792)–Joannes Petrus Kleyn, Antoinette Kleyn-Ockerse– Auteursrechtvrij
[pagina 33]
| |
[pagina 34]
| |
Entschlafnes Jahrhundert,
Hebe dein niedergesunkenes haupt noch einmal empor,
Und gib den neugebohrnen Jahrhunderte
Den Segen, den du hattest!
O hierum stehen wir und unsre kinder,
Vorsehung, dich an!
Vorsehung, Dich, die jezt die völker
Mächtig erinnert: Sie herrsche!
Klopstock. | |
[pagina 35]
| |
Cantate.
Choor.
O Gij, die, boven 't zwerk, ons hier vergaderd ziet!
Wij brengen aan Uw' Troon, waar voor wij nederknielen
U, onzen God, ons vijftigjaarig lied! –
Ach! mogt de Geest Uw's Zoons ons dankbaar hart bezielen,
Op dat wij, schoon in 't stof,
Des Hemels hoogen toon, tot uwen lof
Als Menschen Uwer waardig, zongen,
En Uwe Seraps ons, met Psalmgezang, vervongen! −
| |
[pagina 36]
| |
Ai! hoor ons dankbaar lied!
Genadig God! Die 't oog der Blijden gaarne ziet!
Solo.
De Tweedragt dreef, van volk tot volk,
Haar rondomdond'rende Oorlogswolk,
Nog voor haar dreigende oogen heenen!
Heur woede was nog niet geblust;
En eeuwig scheen de zagte rust,
Voor 't menschlijk oog, verdweenen!
De Wijsheid scheen de woeste streeken
Der woelige Aard',
Als heuren stillen roem onwaard,
In Zaliger gewest ontweeken! −
Choor.
Toen heeft zij, in ons schoon gewest,
Heur vasten Troon, bij ons, gevest!
| |
[pagina 37]
| |
En, driemaal vijftig jaaren,
Heeft zinds de Zon van Gods gerechtigheid,
Rondom ons, in gevaaren,
Heur vrienlijk licht verspreid! −
| |
Duetto.A.
Hoe heerlijk schijnt haar licht,
In 't midden van den Troon! −
B.
Ai! dat, in ons gesticht,
De Wijsheid Eeuwig woon'! –
A.
Haar zegen is, als daauw,
Die 't jonge veld doet bloeijen;
| |
[pagina 38]
| |
B.
Al dreigt de Orkaan zijn vloek,
Haar vrugt zal weelig groeijen!
A en B.
Dat dan de Wijsheid Eeuwig bij ons woon'!
Heur straalen ons verlichten!
Zoo zal God Zijnen Glorie-Troon,
In 't midden van ons, stichten! −
Choor.
Hem, die ons zijn zegen geeft,
En wiens zegen Eeuwig leeft,
Zullen onze dankb're handen,
Op het Altaar Zijner Eer,
Heilig Offervuur ontbranden!
| |
[pagina 39]
| |
Onzen God, der Vad'ren Heer!
Vieren wij dit Feest ter Eer!
| |
Recitatief.De Wijsheid heeft, met eigen hand,
Zich zelf een Heiligdom geplant;
Daar woont zij. In heur agt'bre zaalen,
Heeft, wars van 't Aardsch gewoel,
De Godsdienst haren stoel. −
Rondom verspreidt de Zon heur straalen,
In al haar Majesteit!
En de Engel der geregtigheid
Hong daar zijn Heil'ge schaalen. −
God kwam omlaag, en gaf haar 't kruid der Aarde,
Dat, door Zijn hand bereid, den mensch bij 't leven spaarde. −
| |
[pagina 40]
| |
Choor.
Zingt den God der liefde Psalmen!
Laat ons lofgezang weêrgalmen!
Wijsheid heeft, met eigen hand,
Haren Troon, bij ons, geplant! −
Laat ons lofgezang weêrgalmen!
Zingt den God der Wijsheid Psalmen! −
Aria.
Grijze Godgewijde Tempel!
Kwam als Lentedaauw, weleer,
Niet op uwen Heil'gen drempel,
's Hemels blijde zegen neêr? –
Toen de Wijsheid de Aarde ontweeken
Scheen in Zaliger gewest,
| |
[pagina 41]
| |
Heeft ze, in Utrechts lieve streeken,
Op Gods wenk. Heur Troon gevest! –
Ja! Gods zegen kwam weleer,
Grijze Godgewijde Tempel!
Fris op uwen Heil'gen drempel,
Als de daauw der Lente, neêr.
| |
Duetto.A.
Vaders van den ouden tijd
Zagen eens de Lente bloeijen;
B.
Wij hun' Tempel toegewijd,
Zien de vrugt der wijsheid groeijen!
| |
[pagina 42]
| |
A en B.
Nooit zal Utrechts roem vermind'ren!
Eenmaal zullen onze kind'ren
Vrugten plukken van den dag,
Dien geen Sterv'ling schooner zag! –
Choor.
Laat ons dan, met Jubelsnaaren,
'S Tempels Jubelfeest verjaaren!
Zingt: Triumph! Triumph! Triumph! –
Pauken- en Trompet-geschal
Galme in Utrechts ouden wal!
Onzen God, der Vad'ren Heer!
Vieren wij ons Feest ter eer!
Pauken- en Trompet-geschal
| |
[pagina 43]
| |
Galm': Triumph! Triumph! Triumph!
Galmt Triumph! op Utrechts wal! –
|
|