| |
| |
| |
6
De grillige gevellijn van het Vrijthof, een tekening van drie eeuwen bouwcultuur getrokken vanaf de massale romaanse en gotische structuren van de beide kerken in de zuidwestelijke hoek van het plein, was onaangetast door het geweld van de beschietingen. Het was er druk. Mensen stonden wat te praten of wandelden schijnbaar doelloos heen en weer. Een Amerikaanse legerjeep, voorzien van een zwiepende antenne, probeerde zich een weg te banen. De chauffeur liet de motor flink brullen, trok snel op om vervolgens schokkend af te remmen wanneer passanten op de bumper genomen dreigden te worden. Traag ging men de jeep uit de weg, onaangedaan door het gevloek van de inzittenden. Een aantal mannen was bezig luidsprekers te hangen in de bomen die het plein omzoomden.
In een van de zijstraten roffelde een trom en een peloton OD-mannen, in de Latour al bekende overall, het merkwaardigste wapentuig over de schouder, marcheerde achter de tamboer het Vrijthof op, met geen andere bedoeling dan zich te laten bekijken.
Enkele wandelaars applaudisseerden.
Latours vragen naar het adres van het provinciale militaire commando leverden niet bepaald een eenduidig antwoord op. Sommigen meenden dat dit niet op het Vrijthof maar op de Markt gelegen was; anderen dachten dat het helemaal niet bestond, en iemand beweerde stellig dat Latour zich bij Van Sonsbeeck, de pas benoemde gouverneur moest vervoegen. Maar uiteindelijk stapte hij toch het juiste gebouw binnen.
In de hal zat een meisje in uniform met gebogen hoofd te schrijven aan een wankel tafeltje.
Latour pakte theatraal het karton ‘Hier melden’ op en bestudeerde het aandachtig; zelfs de scherpte in zijn vraag wie de bevelhebbende officier was, kon haar niet van haar werk doen opkijken.
| |
| |
‘Majoor Vullinghs,’ zei ze tegen het papier.
‘Meld me...’ Latour liep in de val die ze voor hem had opengezet.
‘...maar die is er niet.’
Latour gooide nijdig het bordje op de tafel.
‘Wie vervangt hem?’
‘Majoor Schuurman.’
Latour bestudeerde ingespannen haar haarwrong. Hij vroeg zich af hoeveel tijd het haar iedere morgen moest kosten om de vracht lang haar in een dergelijke krul te modelleren. Ondanks het gedempte licht in de sombere hal lag er een goudkleurige glans over het kastanjebruin.
‘Meld u mij dan bij majoor Schuurman, juffrouw.’
‘Sergeant!’
‘Juffrouw sergeant,’ herhaalde Latour plechtig, en nu keek ze wel op.
Haar mooie gezicht overweldigde hem een ogenblik; maar toen realiseerde hij zich dat hij wekenlang tussen afgematte en vooral angstige mensen had verkeerd en dat een roze huidskleur en heldere ogen al vlug een illusie van schoonheid opleverden. Bij nadere beschouwing kon hij weinig aparts aan haar ontdekken.
Hij drukte een duim en wijsvinger tegen zijn gesloten oogleden.
Het meisje legde haar potlood neer en leunde achterover tegen de krakende ruggesteun van haar stoel.
‘En wie mag ik dan wel melden?’ vroeg ze sarcastisch.
‘Latour, BBO.’
‘BBO? Wat is dat nu weer? Een soortement van burgerluchtbescherming?’
‘Gaat u nu maar,’ zei Latour op vermoeide toon.
Ze keek hem nog eens sceptisch aan, stond toen op, streek haar rok glad en liep de trap op.
Latour benutte haar afwezigheid om zijn burgermansopperhuid af te stropen. Zijn verfomfaaide tuniek rook niet al te fris, maar was tenslotte toch het luitenantsuniform van de infanterie van het Nederlandse leger.
Het meisje staarde hem dan ook totaal uit het veld geslagen aan toen ze terugkeerde.
‘U... U kunt bovenkomen, zei de majoor,’ stamelde ze.
| |
| |
Latour gooide zijn wollen jasje en zijn manchesterbroek boven op de papieren op haar tafeltje.
‘Kunt u niet behoorlijk groeten, sergeant?’
Het meisje vloog in de houding. Ze vergat te ademen. Latour bekeek haar van top tot teen, tikte vervolgens tegen zijn voorhoofd en zei: ‘Wilt u me maar de weg tonen.’
Ze haastte zich de trap op. De naad van haar linkerkous zat een beetje verdraaid over haar kuit. Wat lange haartjes werden door het nylon in grillige patronen platgedrukt. Latour merkte dat hij zich de kleur van haar okselhaar probeerde voor te stellen.
Geïrriteerd schudde hij zijn hoofd. De twee weken in de vervelende duisternis van de kelder in Geleen hadden iets van zijn zelfbeheersing verbrokkeld, stelde hij met tegenzin vast. Het meisje wees hem door een dubbele deur.
De hoge ramen van de werkkamer van de Eerste Officier zagen uit op het Vrijthof. De kamer bevatte alleen het hoognodige: een bureau dat bijna bezweek onder de last van mappen en ordners, een paar kasten die eveneens uitpuilden van de stukken, twee ongemakkelijke stoelen, bekleed met oud doorgroefd leer, voor bezoekers.
De majoor zelf zat onderuitgezakt in zijn bureaustoel. Hij was een dikkige man die ternauwernood in zijn uniform leek te passen. Toch stond hij zich niet toe aan het ongemak dat zijn gewicht hem opleverde, te ontsnappen. Hij droeg zijn tuniek hooggesloten en had zijn buik omgord met een koppel.
Zachte witte handen, de knokkels verzonken in de onderhuidse vetlaag. Hij had de neiging wanneer hij ongeduldig was, zijn duimen achter de gesp van zijn koppel te haken en met zijn vingers zachtjes op zijn buik te trommelen.
Zijn hoofd was groot en rond; een uitzondering op de wetmatigheid dat de lengte van de hand gelijk is aan de lengte van het aangezicht. De wangen waren vlezig en rood, onder het blauwige waas van een zware baardgroei. Hij had dun grijs haar dat slecht de kam volgde.
Ver naar voren op zijn neus stond een leesbril, dikke halvemaanvormige glazen in een gouden montuur. Hij had hem waarschijnlijk opgezet om zo kwaadaardig mogelijk te kunnen loeren naar zijn bezoeker die tegenover hem op een van
| |
| |
de leren stoelen zat. Deze stak in zijn schrielheid scherp af tegen de welgedaanheid van de majoor. Het was een oud manneke, ineengedrukt onder de last van zijn zeventig jaar, nog hulpelozer naar het scheen door zijn zwarte pastoorsrok die hem veel te groot was en om zijn schouders slobberde. Zijn magere postuur verhinderde hem niet de majoor met een schoolmeesterachtige wijsvinger in de lucht te onderhouden.
Latour deed een stap naar voren en de parketvloer kraakte onder zijn gewicht. De majoor keek met een ruk op.
‘Ah, luitenant,’ zei hij alsof hij Latour al jaren kende. ‘Komt u binnen. Ons bezoek wilde juist vertrekken, is het niet, eerwaarde? Het was zeer interessant...’
De majoor kwam overeind en plaatste zijn witte handen naast de onderlegger op het bureaublad. Hij hevelde zijn bovenlichaam naar voren, een dreigende verplettering voor de pastoor. Diens wijsvinger ging nu naar beneden en tikte op het bureau.
Het knerpende stemmetje vervolgde zijn monoloog.
‘De Kerk heeft alle begrip voor de blijdschap die teweeg is gebracht door het afwerpen van het Duitse juk. En ook beseft zij dat wij de Amerikaanse soldaten oneindige dank zijn verplicht. Maar de balans is weg en het is de taak en de plicht van de Kerk om de waarschuwende vinger te heffen.’ De oude man maakte het bedoelde gebaar. De majoor had nu al zijn geduld verbruikt.
‘Ik heb u goed begrepen, meneer pastoor. Ik wijs u erop - nogmaals - dat het Militair Gezag niet als primaire taak heeft om de kussende Maastrichtse schonen van wulpse Amerikanen los te rukken en in het cachot te gooien. Als u echter in dit fenomeen een werkterrein voor uw organisatie ziet liggen, ga dan vooral uw gang.’
Hij kwam achter zijn bureau vandaan, sleurde de broze geestelijke zo ongeveer van zijn stoel en dwong hem naar de deur. Het manneke vond nog kracht voor een laatste protest. ‘De Kerk is geen organisatie, zoals u zegt. De Kerk bundelt de geloofsovertuiging van arme goedwillende mensen tot iets dat meer dan alleen van deze wereld is. De Heer heeft gezegd...’
Schuurman duwde de deur dicht.
| |
| |
‘Dank u wel, eerwaarde,’ zei hij door de spleet. ‘Ik kom er in een later stadium zeker op terug, dat beloof ik u.’
En, tegen Latour: ‘Het ontbrak er nog maar aan dat hij me ging vertellen dat de Duitse bezettingstroepen zich heel wat correcter gedroegen dan de bevrijders. Geestelijken...
Weet u, luitenant, dat de NSB hier in Limburg bij de verkiezingen voor de Provinciale Staten in '35 twaalf procent van het totaal aantal stemmen heeft behaald? Twaalf procent, het hoogste landelijke gemiddelde! Een jaar later hebben de bisschopen het lidmaatschap van de NSB met excommunicatie gelijk gesteld, niet omdat het fascisme het werk van de duivel is of vanwege een ander, goed katholiek motief, maar omdat gevreesd werd voor stemverlies van de Roomsch-Katholieke Staatspartij - waarschijnlijk terecht.
Ik zeg u, luitenant, het leger van de Heer heeft betere strategen dan Scharnhorst of Von Schlieffen geweest zijn.’
De dikke man liep drukdoenerig naar zijn bureau.
‘Maar gaat u toch zitten...’
Latour voelde zich niet op z'n gemak, de majoor had blijkbaar lak aan het militaire decorum dat toch het groeten van een meerdere als een onwrikbaar onderdeel van de discipline stelt.
Hij liet zich voorzichtig op het krakende leer zakken.
‘BBO, nietwaar?’ mompelde Schuurman, eigenlijk tegen zichzelf. ‘Bureau Bijzondere Opdrachten. Laten we eens kijken...’
Hij rommelde tussen de papierstapels op zijn bureau, schudde toen zijn hoofd, draaide zich gedecideerd om naar de kast achter zich en trok er een dunne kartonnen map uit. Hij sloeg deze open en las vlug de inhoud door.
‘Bureau Bijzondere Opdrachten,’ herhaalde hij. ‘Onder Klijzing, nietwaar? De politie... ja, ja, daar hebben wij hier ook zo onze problemen mee, hèhèhè.’
Hij lachte schaapachtig.
‘Hoe was uw naam, luitenant?’
‘Latour, Cees Latour,’ zei Latour gehaast.
De majoor staarde hem een ogenblik onderzoekend over zijn leesbril aan.
‘Latour, hè... Hier hebben we u, luitenant!
Cees Latour, eerste luitenant, eenendertig jaar. U raakt een
| |
| |
beetje op leeftijd, luitenant, is het niet? Had u eigenlijk niet langzamerhand kapitein moeten zijn? De oorlog is er om snel carrière te maken.’
Latour gaf geen antwoord, wist niet wat er van hem verwacht werd.
‘Geboren... Wijk bij Duurstede. U bent geen Limburger, luitenant! Waarom hebben ze geen Limburger gestuurd? Hoe kunt u nu in deze contreien toegang tot de bevolking krijgen?’
‘U bent ook geen Limburger, majoor. Toch zit u nu in Maastricht...’
‘Touché, touché,’ grinnikte Schuurman onaangedaan. ‘Mag ik stellen dat u geheim agent bent?’
‘Ik heb er geen bezwaar tegen,’ zei Latour stroef. ‘U bent blijkbaar goed op de hoogte.’
‘Dat is wat veel gezegd, luitenant. Ik heb in mijn Londense tijd wel iets vernomen over de wederwaardigheden van uw superieur Klijzing, in gelijke mate overigens als over de chefs van Bureau Inlichtingen, Special Operations Executive, en weet ik niet wat.
Maar ik moet u bekennen, het heeft allemaal mijn interesse niet. Allemaal noodzakelijk, ongetwijfeld, zelfs hoogst belangrijk voor de oorlogvoering. Ik ben echter geen ijzervreter zoals Patton, die de Duitse tanks desnoods met zijn tanden uit elkaar wil scheuren. Of, ter keerzijde, zoals Rommel, de woestijnvos. Generaals hebben veel ruimte nodig, luitenant. Het in stand houden van die ruimte is mijn taak, oneervol maar nuttig.
Het valt dus wel mee met mijn kennis ontrent uw activiteiten. Alles wat ik van u weet, zit in deze uiterst dunne map.’ ‘Goed,’ zei Latour die zich zat af te vragen wat de zin van een vertrouwelijke opdracht was als iedere Nederlandse militair in Londen toegang had tot het dossier.
‘Helemaal niet goed, luitenant.’ Schuurman blaatte wederom zijn arrogante lachje. ‘Het bevalt u totaal niet. Ik zie het aan uw gezicht. Er is echter een goede reden waarom ik deze map in mijn bezit heb.’
Hij haalde er een papier uit.
‘Onder supervisie van het BBO zijn tot op dit ogenblik achtentwintig agenten naar Nederland overgebracht. Vier zijn
| |
| |
er door de SD opgepakt, zes zijn vermist, achttien zijn er dus nog operationeel. Het Provinciaal Militair Commissariaat in Maastricht is de hoogste militaire autoriteit in Nederland op dit moment. Er kunnen hier dus in principe achttien mannen naar binnen komen wandelen met hetzelfde verhaal als u. Wij hebben de dossiers van deze mannen, dat wil zeggen, geboortedatum en -plaats, opleiding, militaire rang. Genoeg om hen te kunnen identificeren.
Dit lek - zoals u het in uw jargon zou noemen - vindt u hopelijk acceptabel, luitenant?’
Latour breidde zijn armen uit. Hij had niet het gevoel dat er iets van zijn instemming afhing.
‘Vertelt u mij de aard van uw missie!’
‘Eh... ik weet niet zeker,’ aarzelde Latour. ‘Ik weet niet of mij toegestaan is...’
‘Luitenant!’ snerpte de majoor. ‘Ik moet u nogmaals erop wijzen dat het Militair Gezag het hoogste militaire commando vertegenwoordigt. U geeft mij nu het verhaal dat ik wens - en dit is een order!’
Latour streek zijn haren naar achteren. Hij kreeg hoofdpijn, het liep tegen negen uur en hij had sinds de ochtend niets meer gegeten. Hij stond op en liep naar het raam.
De schemering ging ten einde, de laatste kleuren vervaagden naar een twijfelend grijs.
Latour gaf op.
De majoor greep in het kastje van zijn bureau. Hij haalde een fles cognac, een paar glazen en een platte sigarettendoos te voorschijn. Hij glimlachte Latour uitnodigend toe.
‘Een opkikkertje, luitenant?’
‘Als ik zo vrij mag zijn, majoor.’
‘Ga zitten, maak het u gemakkelijk en steek van wal.’
Latour weigerde de aangeboden sigaret. De majoor stak puffend op en schonk een flinke bodem cognac in de glazen. Latour gooide de drank in een keer naar binnen en ging zitten.
‘Zo!’ zei Schuurman en schonk het glas van Latour weer vol.
‘Dat was nogal welkom, geloof ik.’
Latour ademde diep in en begon zijn verhaal.
‘U bent er waarschijnlijk van op de hoogte, majoor, dat in de eerste jaren van de oorlog de Sicherheitsdienst geïnfil- | |
| |
treerd heeft in het radionetwerk dat tussen Nederlandse verzetsmensen en Londen onderhouden werd. Dit heeft ertoe geleid dat Londen, zogenaamd op verzoek van de ondergrondse, agenten en materieel boven bezet Nederland gedropt heeft. Deze droppingen werden uiteraard door de SD opgewacht. Aldus vielen grote hoeveelheden wapens en explosieven in Duitse handen. Erger is dat het ongeveer vijftig goede mannen de kop heeft gekost.
Na het vaststellen van het verraad zijn deze droppingen onmiddellijk gestaakt. Maar het vragen om wapenleveranties door de Nederlandse verzetsgroeperingen, met name door de Ordedienst, hield aan.’
‘Over de OD kan ik ook nog een boekje opentrekken,’ gromde Schuurman, maar gebaarde dat Latour verder moest gaan.
‘De Engelsen namen het risico natuurlijk niet meer. Ook al vanwege het feit dat het Nederlandse verzet als geheel in wezen niet bestaat, maar een samenraapsel is van verschillende groepjes, elk met zijn specifieke achtergrond en bedoeling. Zelfs binnen Nederlandse kringen in Londen was niet helemaal duidelijk hoe de stand van zaken binnen de ondergrondse beweging was.
In het begin van dit jaar is desondanks besloten dat de verzetsmensen wel degelijk een rol bij de bevrijding van Nederland zouden kunnen spelen...’
‘Daarom hebben ze nu de Binnenlandse Strijdkrachten bedacht,’ accentueerde de majoor.
Latour nam een slok cognac en vervolgde:
‘...mits de mensen goed bewapend waren. Met de op handen zijnde invasie in Normandië kwam ook de bevrijding van Nederland in zicht en werd de bewapeningskwestie opnieuw aan de orde gesteld. De rest is politiek.’
‘Hoe bedoelt u dat?’
‘Het ging erom te bepalen welke verzetsorganisatie politiek het best ingekleurd was. De uitgekozen groep zou immers een stempel drukken op de situatie in ons land, onmiddellijk na de aankomst van de geallieerden en diende - u kunt zich dat voorstellen - op de een of andere manier te passen bij de politieke belangen van Londen. Uiteindelijk leek de Raad van Verzet te voldoen. Om zeker te zijn heeft men vervol- | |
| |
gens, ergens in juni, twee agenten overgestuurd.’
‘Mulholland en De Goede,’ beaamde Schuurman, met een wijsvinger tikkend op het papier in zijn map. Opnieuw vroeg Latour zich af wat de man werkelijk wist en waarom hij hem het hele verhaal liet vertellen.
‘Het rapport van beiden leek de goede indruk over de RVV te bevestigen. Besloten werd om RVV-groepen selectief te bewapenen.
Een Limburgse groep kwam als eerste in aanmerking op basis van aanwijzingen die men had over de geallieerde opmars door België. Politiek gezien was de keuze voor de RVV echter een compromis, althans, dat is mijn mening. De groep heeft een linkse naam, hetgeen haar een voorkeurspositie opleverde in socialistische kringen. Tegelijkertijd was er sprake van deelname van communisten en dat maakte haar onmiddellijk weer verdacht.
Vandaar mijn activiteiten. Ik werd samen met de wapens gedropt met de smoes dat ik de mensen moest instrueren in het gebruik van nieuw ontwikkelde explosieven, met als tweede argument dat ik de sabotage moest leiden in overeenstemming met de grote landelijke spoorwegstaking.
Feitelijk diende ik de politieke samenstelling van de RVV in Limburg te analyseren. Men wist van communistische sympathieën onder arbeiders op de Staatsmijnen, en verbindingen tussen deze en de RVV behoorden tot de mogelijkheden. Voorts moest ik, als ik daar kans toe zag, mijn onderzoekingen uitbreiden tot overige verzetsgroeperingen.’
‘En nu zit u hier,’ constateerde Schuurman verheugd. Latour knikte gemelijk en dronk zijn glas voor de tweede maal leeg.
Schuurman gebaarde naar de fles en Latour contempleerde slechts een kort ogenblik over fatsoensregels.
‘Heeft u uw doel bereikt?’
‘Tsja, dat is de vraag. De indruk die ik heb gekregen van de mensen hier, is dat hun toetreden tot de RVV maar één motief heeft gehad en dat is: per se willen saboteren. Bijvoorbeeld, omdat het mannen betreft met een technische opleiding die van zichzelf dachten dat ze als saboteur het meest nuttige werk konden doen.
Ze waren ten opzichte van mij zo wantrouwend als de pest,
| |
| |
ook als ik mijn vragen zo omzichtig mogelijk stelde. Maar ik zou in hun positie ook uiterst vaag blijven wanneer iemand wiens aanwezigheid volledig overbodig is, lastige vragen begint te stellen.
Daarbij geloofde ik hen op hun woord toen ze zeiden dat het van het grootste belang was om zo weinig mogelijk te weten. Hoe meer connecties bekend zijn, des te meer er verraden kan worden. In dit opzicht kan ook het weet hebben van een gemeenschappelijk politiek standpunt een bedreiging inhouden.
Over de top van de organisatie heb ik geen informatie. Ik ben bijna doorgedrongen tot een districtscommandant van wie ik overigens de sterke indruk heb dat hij buiten mijn bereik wenste te blijven. Maar hij raakte gewond bij een actie en daarna heb ik hem niet meer ontmoet.
Kortom, ik geloof niet in politieke motieven van de RVVmensen - de mannen van de daad, zogezegd - die ik gesproken heb.’
‘En communisten?’
‘De enige communist die ik gezien heb, was een intellectueel warhoofd uit Maastricht. Hij had iets met de Waarheid te maken.’
‘Die krant ga ik verbieden, zo gauw ik er de gelegenheid toe zie,’ zei Schuurman grimmig en drukte zijn sigaret uit.
‘Kijk, majoor,’ zei Latour. ‘U moet zich mijn situatie proberen in te denken als ik het zo mag zeggen. Mijn missie is mislukt omdat ik veel tijd nodig had om bekend te geraken met de gang van zaken binnen de Raad van Verzet, en om voldoende vertrouwen te winnen bij de mensen zodat ze tegen me begonnen te praten. De bevrijding heeft het doel van deze operatie achterhaald. Misschien had ik me moeten terugtrekken zodat ik achter de frontlinie zou blijven en me niet door de Amerikanen laten verrassen, nu is het echter niet anders.
Het enige dat mij gegeven de omstandigheden te doen staat is het mislukken van mijn opdracht aan mijn superieuren te melden.’
Hij nam het glas cognac op, bedacht zich en zette het weer terug op het bureau. Schuurman wees naar de drank. ‘In uw dossier heb ik gelezen dat u in de Nederlandse offi- | |
| |
ciersclub in Londen tot tweemaal toe agressief bent geworden na overvloedig drankgebruik. Bent u een probleemdrinker, luitenant?’
‘Ik heb geen problemen met drinken, majoor.’
De dikke man keek woedend op. Hij zei echter niets. Latour kuchte.
‘Ik werd niet agressief door de alcohol, majoor. De drank hielp me mijn ergernis over de... de bureaucratie te vergeten. Maar af en toe dronk ik te weinig.’
De kwaadheid verdween uit Schuurmans ogen en maakte plaats voor scepsis. Hij wurmde een nieuwe sigaret uit de koker en stak deze tussen zijn lippen. Met zijn vingertoppen raspte hij bedachtzaam over zijn baardstoppels.
‘Ik stel het volgende voor, luitenant. We beschouwen uw verhaal als uw rapport aan uw commandant. Ik accepteer dit rapport en daarmee is uw opdracht ten einde. Vervolgens stel ik u onder mijn directe bevel.’
Latur keek vreemd.
‘Er zijn niet voldoende Nederlandse militairen in Maastricht. Ik kan u goed gebruiken. Morgen meldt u zich bij mij en ik deel u uw nieuwe taken mee. Tien uur, morgenvroeg.’ Latour sprong overeind en klapte zijn hakken tegen elkaar. De majoor wimpelde het vertoon met een moe handje af.
‘Er is de laatste jaren genoeg gesalueerd, luitenant. Heeft u een plek om te slapen?’
‘Nee, majoor.’
Schuurman knikte en krabbelde een paar regels op een stuk papier. Hij overhandigde het aan Latour.
‘Dit verschaft u inkwartiering in een hotel. Slaapt u eens goed uit en weest u morgenvroeg op tijd.’
Latour beheerste zijn neiging tot een stramme groet. Hij draaide zich om en liep naar de deur.
‘Luitenant!’
Schuurman had een lucifer in zijn hand om zijn sigaret aan te steken. Hij gebaarde ermee naar het glas cognac dat Latour had laten staan.
Latour liep terug naar het bureau en dronk het glas tot op de bodem leeg.
Schuurman had al zijn aandacht bij de lucifer. |
|