De man trok zijn bovenlip van zijn konijnetanden terug om te laten zien hoe deze mededeling hem amuseerde. ‘Hè is gènne Pruus!’ grijnsde hij tegen de onzichtbare Servé. ‘Jij bent geen Mof, hè? Zeg eens: schoft!’
‘Schurftige smiechtige schoft,’ zei Latour, dankbaar voor elke lettergreep.
De verwarring was groot, maar de geweerlopen weken niet van hun plaats.
‘Papieren!’ Servé had een uitweg in de impasse ontdekt.
‘Jaja, papieren,’ herhaalde zijn collega. ‘Maar: rustig!’
Latour knoopte zijn borstzakje open, haalde zijn papieren te voorschijn en overhandigde deze aan de OD'er. Servé, eveneens een jonge kerel in een overall met een oranje armband, kwam nu achter Latours rug vandaan om diens identificatie mee te bestuderen.
Latour glimlachte inwendig. De karabijnen wezen nu naar de grond en de wachtpost had de Colt slechts losjes vast. Een snelle greep, een paar schoten en de OD'ers hadden geen moment meer om te beseffen aan welke onvoorzichtigheid zij hun opengereten borstkas te danken hadden. De twee mannen waren het vlug eens. Ze gingen zelfs in de houding staan.
‘Neem ons niet kwalijk, luitenant. Wij doen alleen onze plicht. We hebben opdracht te letten op vermomde NSB'ers, Moffen en zo meer.’
Latour kreeg zijn pistool en zijn papieren terug.
‘Hoe kom ik aan de overkant?’
‘Wat is precies uw bedoeling?’
Latour speelde de beledigde partij.
‘Kijk eens hier, heren. Het is al mooi genoeg dat jullie allerlei mensen om hun identificatie mogen vragen, al zwaaiend met jullie speelgoedgeweertjes. Hoe weet ik dat jullie zijn wat jullie voorgeven?
Hoe dan ook, ik hoef mijn missie niet met jullie te bespreken, is het wel? Daar zijn de militaire autoriteiten voor en daaraan leg ik verantwoording af, niet aan een stelletje pispalen bij een brug. Dus, geef eens antwoord op mijn vraag!’ Servé werd rood en zijn maat keek quasi nonchalant de andere kant op.
‘Nou, meneer... eh... luitenant,’ hakkelde Servé. ‘U kunt nog