‘Welnu, luitenant,’ richtte de man zich nu tot Latour. ‘Ik begrijp dat wij uw hulp als wapeninstructeur dringend nodig hebben. Dit plaatst u echter nog lang niet in de positie om ongevraagd kritiek op de handel en wandel hier te geven. Als districtscommandant heb ik zestig man onder mijn directe bevel staan. U bent daarentegen alleen. Militair gezien mag ik dan wel niet uw meerdere zijn, u zult desondanks willen begrijpen hoe hier de gezagsverhoudingen liggen, nietwaar?’
En, toen Latour halsstarrig zijn mond bleef houden, herhaalde hij met dwang in zijn stem:
‘U zult dit willen begrijpen, luitenant?’ ‘Ik begrijp het,’ gaf Latour toe.
‘Goed,’ knikte de man. ‘Mijn naam is Hein van Leyenbroek.’
Hij stak zijn hand niet ter kennismaking uit om zo Latours nederlaag nog eens kracht bij te zetten.
‘Ik heb het beter geoordeeld de explosieven alvast bij de wissels aan te brengen zodat we wat tijd zouden winnen. Ik heb ze afgesteld op zestig minuten, volgens de - ik mag wel zeggen - duidelijke handleiding. Dat geeft u...’ hij keek op zijn horloge, ‘...achtendertig minuten om het seinhuis voor uw rekening te nemen. Voldoende voor een expert als u, dacht ik.’
Latour vroeg zich af of de commandant probeerde zijn dekmantel te doorbreken en wilde een hak terug geven.
‘Dat kan ik bepaald geen tijdwinst noemen. Een half uur is niet veel, zeker niet wanneer er niet zoiets als een bouwplan voor het ding voor handen is.’
‘Dan maar fluks aan de slag,’ zei Hein van Leyenbroek laconiek, dit tot nog groter vermaak van de drie jongens die de woordenstrijd tussen hun commandant en de vreemde militair geamuseerd hadden aangehoord.
Latour greep de zak met ontploffingsmateriaal van de grond en liep vooruit naar het seinhuis.
Het gebouwtje had zijn fundamenten in de spoordijk, hetgeen het bepaald kwetsbaar maakte. Had Latour meer tijd gehad om zijn expertise in te zetten, dan had hij de explosieven zo kunnen aanbrengen dat het puin langs de dijk naar beneden zou rollen en de rails blokkeren. Maar het hoge-