ten. ‘Vader en moeder slapen boven.’
Frèns bonkte de luitenant vriendschappelijk op diens schouder.
‘En? Blij dat u weer eens in het vaderland bent?’
‘Wat is de buit, Frèns?’ zei Jacques vlug.
Latour glimlachte inwendig. De man verviel steeds met overdreven ernst in zijn commandantenrol.
‘Meer dan twintig stenguns, de meeste met geluiddemper. Verpakt in oliepapier. Die zaten in de kapotgeslagen container. De schade viel toch wel mee; de bumper heeft goed gewerkt. En dan een flinke hoop explosieven. Plastic High Explosives, staat erop. Heb ik nog nooit eerder gezien.’
‘Dat is nieuw spul,’ zei Latour. ‘Daarom ben ik erbij, om jullie te leren hoe jullie ermee om moeten gaan.’
‘Prachtig!’ Frèns verheugde zich al bij voorbaat. ‘Dat zal heel wat beter knallen dan die smerige trotyl van de Staatsmijnen.’
‘Ik zal jullie morgen een demonstratie geven,’ zei Latour.
‘Ik ga dan morgen eerst met de jongens naar de hei,’ zei Frèns, meer tegen zijn broer. ‘Even kijken of we niets vergeten zijn mee te nemen.’
‘Pas dan maar goed op,’ antwoordde deze. ‘De Duitsers hebben het vliegtuig vast gehoord, misschien zelfs de parachutes gezien. Ze stropen morgen gegarandeerd de omgeving af.’
‘Als ze ons aanhouden, zeggen we wel dat we in Brunssum moeten zijn om te dorsen.’
‘Als je maar voorzichtig bent...’
‘Kunt u me een plek wijzen om te slapen?’ vroeg Latour. ‘Ik moet toch zeggen dat de vermoeidheid mij behoorlijk in mijn benen gekropen is.’
‘Wat denkt u van de hooizolder?’ zei Jacques. ‘In huis is het misschien te benauwd.’
‘Dat lijkt me uitstekend,’ antwoordde Latour.
Frèns stootte zijn broer aan.
‘O ja, dat is waar ook, ik zou het nog vergeten. We hebben op dit moment een onderduiker. Die slaapt ook op de hooizolder.’
‘Een piloot?’ vroeg Latour.
‘Nou nee, een... eh... communist. Uit Maastricht, geloof ik.