De Student verlegen en beschaamd, te meer dewijl 'er zeer veelen aan de tafel tegenwoordig waren die van dezen jongeling spraken als of zijn wederga nooit gebooren ware, verzocht vergiffenis, dat hij zoo onbeschaamd was geweest om met een man in gesprek te treeden, die, zoo hij niet de eerste Hoogleeraar was van een der aanzienlijkste Academien in Nederland, het echter wegens zijne voorbeeldige kundigheden met regt verdiende.
De Baron meende, dat hij wederom in dezen roem kon deelen, hij hield zijn buik vast van 't lagchen, vooral toen hij de hoog roode couleur zag, waarmede het gelaat van den eigenlievenden jongeling geverwd was: ja, zeide hij, jonge Heer! terwijl hij hem eens op den schouder klopte, zoo zijn wij Hollanders, wij alleen hebben in ons Land meer verstand van studie zaaken dan alle Brabanders te zamen.
Een oud deftig Heer wilde hierop met den Baron in gesprek treeden over het Newtoniaansch Sijstema, over leibnits, over boerhaven van zwieten, over het werkje van den beroemden Arts ingenhous, het welk niet lang te vooren in 't licht was gegeeven over de uitwaasemingen der boomen, planten en bloemen, doch de Edelman, die niets van dit alles ooit had hooren noemen, zijne groote domheid en onkunde niet aan den dag willende leggen, nam met eene vernederende glimlach een houding aan, die te kennen moest geeven, dat hij met zoodani-