dat of zijne soberheid in spijs en drank, of zijne, naar hunne gedachten, al te rijkelijke levenswijze, of zijne verkeering gestaadig wordt gelaakt, zoo ontrukt hij zich op eens aan deze Argus oogen, hij beschermt zijne onschuldige eer en goeden naam, door eenige treurige gordijnen tusschen beiden op te hangen, welke hoe onaangenaam ook voor hem en de zijne, echter minder hartgrievend zijn dan de altoos duurende afgunstige gesprekken der kwaadwilligheid.
'Er is bijna geen ondeugd, zeide barend, welke ik meer haat dan deze: hoe laaghartig is het om menschen, die wij niet kennen, die wij naauwlijks eens of twee maalen hebben ontmoet, die misschien ons hoogachten, die voor ons bidden, het eenigste wat zij nog bezitten, namentlijk hunnen goeden naam, schandelijk te bevlekken: ik wenschte wel eens te weeten, hoe door eenen wijzen Bestuurder der waereld kan gedoogd worden, dat zoo groot een gebrek, dat aan niemand eenig voordeel aanbrengt, als eene naare, bekrompene tijdkorting aan het bedorven hart van den lasteraar, onder het menschdom plaats hebbe.
De zucht om van zijnen naasten te spreeken, zeide van zon, (terwijl zij langzaam door Delft voortwandelden) is ons ingeschaapen, en dit heeft op zich zelve beschouwd veel nut in zich. Een beroemd Engelsch Schrijver vergeleek dit wel eer bij de Spionnen in de vijandelijke legers. Een Generaal kan niet gedoogen dat zijn leger