wandelde ik met haar, hand aan hand, zoo gelukkig als een Engel.
Zoo dra hij nu wederom eenige straaten met zijne reisgezellen was doorgegaan, verviel hij weder in die zelfde mijmering, hij liep voorover geboogen, zonder spreeken voort. De Baron had hem reeds eenige vraagen gedaan, hij hoorde niets; eindelijk schreeuwde hij zoo verschriklijk, dat van zon als uit eenen diepen slaap ontwaakte, en verschooning verzocht voor zijne onwelleevendheid.
Dien zelfden dag bezichtigden zij al het merkwaardige, den grijzen Burcht, de eerste oonsprong der Stad, rondom welken van tijd tot tijd reiën met huizen zijn gebouwd, tot dat het onmerkbaar tot deze grootte, welke die oude Stad nu heeft, is uitgedijd: voorts de Academie, de Hortus Medicus, de Snijkamer, opgevuld met geraamtens, die den heldhaftigen barend een killen schrik aanjoegen; ook deeden zij, onder eene bekoorlijke dreef van hooge, staatige, en lommerrijke boomen, eene wandeling naar het vermaard Fontein, een naam, van oude tijden af, bij veelen der studeerende jeugd meer bekend dan die van hunne Professoren, onder welker onderwijs zij zich tot nuttige Leden der Matschappij hadden moeten vormen.
Een traan glinsterde in de oogen van den aandoenlijken van zon, toen hij, na een tijdvak van zoo veele jaaren, de Koepel intrad, waar in hij met zijne vrienden, na het verrichten van