goud op de tafel - welk geld, vroeg charlotte, begeert gij te rug? drieguldens of daalders of guldens? het laatste, indien u dit onverschillig is, was het antwoord.
Charlotte stond op, liep ginds en weder, taste in haar zak, bezigtigde alle laaden, alle hoeken, op den grond, eindelijk begon zij hevig uit te vaaren: dat neem ik u zeer kwalijk, Neef jan! dit vergeef ik u in alle eeuwigheid niet, dat is een vervloekte lelijke trek, welke gij mij speelt, zij ging in een hoek nederzitten en stortte, van voorgewenden spijt en boosheid, eenige met geweld uitgeperste traanen - wat deert u lieve lotje? - Mijn Neef heeft om mij eens te laaten zoeken den sleutel van de Secretaire medegenomen, nu kan ik nergens bij, dat is fataal! ik ben dol! neem uwe Ducaaten maar weêr mede, en zijt zoo goed van morgen ochtend weder te koomen. - Denkt gij dan, mijn engel! dat ik laag genoeg ben u niet te vertrouwen, zou ik dat geld nu weder met mij sleepen? neem aan, het is hier beter bewaard dan bij mij.
Charlotte weigerde het volstrekt, barend hield aan, en begon ten laatsten droefgeestig te worden dat charlotte zoo onverzettelijk was, zij liet zich dus overhaalen, en stak het beursje met dat geliefd metaal in haar zak.
Men zou weinig opmerkzaam moeten geweest zijn in het algemeene leven, indien men den invloed van het goud en zilver op de ziel der menschen wilde loochenen. Hoe veele zijn 'er niet,