van alle volken, noch die van ons Vaderland kenden. - Meer stonden zij verbaasd, en als het ware door den donder getroffen, toen zij bij het uitgaan in het voorportaal twee menschen met deftigheid zagen binnen treden, welke een machine op het hoofd droegen, het geen zij nooit gezien hadden, en waar van zij nog nooit iets hadden hooren verhaalen, wat is dat voor een gedrocht, vroeg de Baron met eenige bedeesdheid, heeft de Hemel deze magere geraamtens met schrikverwekkende waterhoofden bezocht?
Geensins, dit zijn Leden der Regeering, welke genoodzaakt zijn een Quarré Paruik op het hoofd te zetten, zoo dra zij zich naar het Raadhuis, of naar de Kerk begeeven.
de baron, (hartig lagchende.)
Nooit, nooit zag ik zulk eene vervaarlijke Paruik in mijn gansche leven, geen schapenvacht is hier bij te vergelijken! ik beklaag die arme menschen, moeten die zoo onophoudelijk tot spot van inboorlingen, en vooral van vreemdelingen verstrekken?
Dit geschiedt om hun achtbaarheid bij te zetten, welke zij anders missen: als gij deze zelfde persoonen zonder paruiken zaagt, en in hun poederjas, zoudt gij ze wegens hun mager en bleek gelaat eer aanzien voor leerlingen van den een of ander vermaarden Banketbakker, dan voor Regeerders van eene aanzienlijke Burgerij.