| |
| |
| |
Dertiende hoofdstuk. Barend van Poederen by Charlotte Dumoron.
Zoodra barend uit de schuit stapte, werd hij door een leger van Jooden omringd, die hem om strijd hunnen dienst aanboden, om zijn mantelzak te draagen, en dewijl zij aan het angstvallig rondzien van den Secretaris weldra bemerkten, dat hij een onbereisd vreemdeling was, kwelden zij hem nog heviger: de een trok hem met zijne bemorste handen aan zijn rok; een ander bij zijn arm; een derde hield zijn jas vast; een vierde stapte vrijmoedig in de roef, en nam de mantelzak 'er maar uit, even als of hij reeds aangenoomen was om ze te draagen.
De goede man wist niet wat te beginnen, zijn hart begon van angst en verleegenheid te kloppen, en zoo charlotte 'er niet schielijk tusschen beiden was gekoomen, zou een gedeelte van abrahams nakoomelingen of met malkander handgemeen zijn geworden, of de mantelzak bij vergissing hebben weggepakt.
Charlotte nam een bekend kruier voor hem aan, die hem te gelijk den weg zou wijzen; doch barend wilde zijne beminde niet verlaaten, hij bad haar om haar naar huis te geleiden, het geen
| |
| |
eindelijk werd toegestaan. - Zij stapten moedig voort, doch naauwlijks had onze reiziger een kwartier uurs gewandeld, of het zweet vloeide hem reeds over zijn opgeblaazen aangezicht heenen: duizendmaal vroeg hij of zij nog niet waren op de plaats van hunne bestemming; elk oogenblik zocht hij geleegenheid om eens een weinig te kunnen stil staan; nu eens verwonderde hij zich over de grootte en volkrijkheid der Stad, dan eens over de veelheid der Straaten, hij betuigde zeer verblijd te zijn, dat hij zijne stevels had aangetrokken, bij welke geleegenheid hij aan zijne beminde het gansche nootlot van zijne stevels en derzelver verdiensten breedvoerig verhaalde. Eindelijk hield charlotte op eene afgeleegen achtergragt voor een bovenhuis halte, zij verzocht haaren geleider haar te volgen: zij wipte als een exter naar boven; doch de geheimschijver kon zoo schielijk niet volgen, trappen klimmen was in 't geheel zijn zaak niet, laat staan in den donker meer dan tagtig smalle stijle trappen op te klouteren tot aan de vierde verdieping. Driemaal stond hij in twijffel om te rug te keeren, eene koude rilling bevong hem, het denkbeeld van zielverkoopers zweefde hem voor den geest - doch de liefde, die reeds zoo diep in zijn hart was doorgedrongen, en een fluisterend stemmetje van zijne charlotte gaven hem weder nieuwen moed en leven: eindelijk bereikte hij dehoogste trap.-
Welkom, Mijn Heer! zeide charlotte al glimlagchende, welkom op mijn kamer. - Zijt
| |
| |
gij hier koomen woonen, antwoordde barend al heigende, om de menschen te pijnigen, ik ben in de daad dood af, ik dacht dat het maar zes of zeven trapjes waren, en ik zal beschaamd staan, zoo ik 'er niet meer dan drie honderd heb geteld; wel lieve mensch! gij woont hier in de wolken, ik wil mijn kop verbeuren, dat gij hier, bij stil weêr, de engelen kunt hooren zingen - maar hoe ongemaklijk en gevaarlijk uwe trappen zijn mogen, zoo veel te fraaijer is uw kamer, (zij was in de daad fraai, en met smaak behangen en gemeubileerd) doch de meubelen waren alle gehuurd, niets behoorde haar in eigendom, zij wachtte zich echter wel zeer zorgvuldig, om dit te zeggen, en barend, die in 't geheel niet wist, dat men iets kon huuren, zag haar voor eene weduwe aan, die zeer veel geld bezat.
In korten tijd stond 'er een slesch beste oude roode wijn op de tafel, en niet lang daar na een lekker doch eenvoudig souper. Het reizen, het loopen, en eene min voedzaame maaltijd had onzen Secretaris niet weinig eetlust gegeeven: hij dronk naar evenredigheid: hij was zoo vergenoegd en vrolijk, dat hij zich verbeeldde, het ondermaansche niet meer te bewoonen: hij zegende telkens het oogenblik, dat hij haar had leeren kennen; hij deed van tijd tot tijd nieuwe gevariëerde liefdensverklaaringen, die charlotte, in plaats van ze met een stemmig gelaat aan te hooren, traanen van lagden deeden schreijen.
| |
| |
De wijn maakte den Secretaris allengskens vrijpostiger, ja zelfs, men moet de waarheid niet verzwijgen, dikwils al te vrijpostig, hij begon dubbelzinnigheden te zeggen, en zich vrijheden te veroorlooven, waar aan charlotte niet zoo geer ongewoon was, maar die zij kwanswijs uit zuivere eerbaarheid nu niet wilde dulden, om hem in 't vervolg nog des te heviger te kunnen misleiden. - barend verzocht, dat charlotte zich zou gaan ontkleeden, en in haar nachtgewaad nog wat naast zijne zijde zitten. Hier tegen wist zij veel in te brengen; doch eindelijk liet zij zich overreeden, dewijl zij voor gaf een weinig vermoeid te zijn van de reis. charlotte had smaak, zij was daarenboven arbeidzaam, en handig, zij maakte alle haare klederen zelfs, en zoo dra zij eene mode zag, die zij gevoelde, dat haar niet onbevallig staan zou, wist zij dezelve schielijk na te maaken. Op deze wijze had zij een model van een nachtgewaad bekoomen, die haar zoo fraai stond, dat zij de rimpels van het voorhoofd van eenen seneca zou hebben op de vlucht gejaagd, en de altoos vlietende traanen afgedroogd van den treurigen herakliet. - barend had nog nooit een nachtgewaad gezien, dat eenige bevalligheid kon bijzetten: bij toeval had hij wel eens eene Adelijke jonge Dame ontkleed gezien, maar deze kleeding had hem altoos meer onverschilligheid of afkeer ingeboezemd, dan eenige andere, ik weet niet welke, gewaarwording; daarenboven was het fat- | |
| |
soen van die kleeding van een zoogenaamd derde meisje uit eene groote Stad gewoonlijk veel beter, en de stof al zoo fijn.
Het is, of men het loochenen wil of niet, evenwel menschkundig waar, dat het gewaad geenen geringen invloed op de ziel heeft: een bevallig kleed maakt zeer dikwils onzen geest bevallig, en ontwikkelt ongemerkt de vlugheid van het verstand, het geeft den mensch meer of min een zeker gevoel van zijne ligchaamelijke waarde, en vooral heeft dit plaats bij de vrouwwen: een lomp, vuil, half versleeten kleed daarentegen deelt zijn kracht insgelijks aan zijnen meester, of meestres mede, hij of zij is even weinig opgeruimd, als het uiterlijk voorkoomen van het gewaad.
Charlotte was altoos min of meer over haar zelve voldaan, als zij dit nachtgewaad aan had, zij zag zelfs dat haar dit wel stond, dus kan men nagaan, hoe of barend haar stilzwijgend bewonderde, hij liet zijn oogen graazen van boven naar beneden, en van beneden naar boven, even als of hij ook van voorneemen was een model daar na te knippen - eindelijk barstte hij in deze uitroep uit: ach lieve charlotte! gij zijt een Engel, gij zijt een Engel, het zij men u staatig in een roef ziet nederzitten, of ontkleed als een wit jong gijtje door uw kamer ziet huppelen - om dus niet langer als een wit jong gijtje te huppelen, zal ik mij hier aan uwe zijde nederzetten, antwoordde charlotte, al lagchende.
| |
| |
Al het bevallige dat zich hier vereenigde, de wijn en de ongemerkte verleiding, deeden onzen goeden Secretaris geheel doof worden voor de roepstemme der rede: zijn hand verstoutte zich eene plaats te naderen, die als eene voornaame verschansing der vesting van Castalie kon worden aangemerkt. - Maar hoe zeer verschrikte hij, toen charlotte, eene houding aanneemende van eene theatraale lucretia, en hem met opgesperde oogen van ter zijde beschouwende, op eenen hoogen toon aldus sprak: wie denkt gij, dat ik ben? eene oneerbaare blik, die gij op mij slaat, onteert mij, ik zwijge, dat gij deze met daaden zoudt willen laaten achtervolgen: mijn eer, het voornaamste dat ik bezit, en welke ik tot nu toe als een heiligdom heb bewaard, zal mij tot in mijn graf vergezellen: zoo gij dus niet met mij wilt handelen, ziet gij mij voor het laatst; ik zag u aan voor een man van eer, op uw aanhoudend verzoek heb ik u vergund mij tot hier toe te vergezellen, ik heb u als een vriend onthaald, en is dit nu de dankbaarheid, om mij te behandelen even als men handelt met die verachtelijke wezens, welke onze sexe, helaas! tot beneden het gedierte vernederen? gaf ik u daar toe eenige aanleiding? kan dan oprechtheid, openhartigheid, en vrolijkheid niet gepaard gaan met onverwelkbaare deugd en ingetogenheid? - Hier op stortte zij een vloed van traanen; in weinige minuuten kon men haar zakdoek uitwringen: barend zat als een wassche beeld onbeweeg- | |
| |
lijk, even als de tenten der kermisvreugd ons mildelijk vertoonen, eindelijk schreide hij mede en viel (echter met zeer veel moeite) op zijne knietjes, hij bad met gevouwen handen om vergiffenis, welke hem dan ook eindelijk vergund werd. Daar op begon charlotte hem met onbegrijpelijk veel arbeid van den grond op te heffen, terwijl zij allerlei couleuren in haar gezicht kreeg door zich te pijnigen, dat zij niet in lagchen uitbarstte over het blijëindigend treurspel dat zij vertoond had.
De Secretaris, schoon hij Volkomen absolutie van zijne zonden verkregen had, was echter niet meer vrolijk: hij zag op zijn horologie, nam afscheid, en stapte met veel angstvalligheid de stijle trap weder af; charlotte volgde hem naar beneden, en liet hem den weg wijzen naar een der beste logementen. -
Barend kon dien nacht niet wel rusten, nooit had hij in zoo weinige uuren zoo veele afwisselende aandoeningen gevoeld: het laatste toneel had zijne liefde echter niet weinig vermeerderd; nooit zeide hij (terwijl hij in zijn bed regt op ging zitten) nooit kon ik grooter bewijs hebben van haare eerbaarheid, en deugd: zij schijnt mij lief te hebben, of liever zij bemint mij, en ik bemin haar weder, wij waren vrolijk, wij waren alleen, zonder getuigen, de wijn had ons een weinig verhit, en niettegenstaande dit alles kon haare eerbaare ziel mijn dartel oog niet verdraagen, veel minder mijne uitgestooken hand, wat
| |
| |
zou het geweest zijn indien ik in een oogenblik van vervoering haar had willen omhelzen? - Deze laatste woorden werden door gesten vergezeld, want terwijl hij aldus sprak, greep hij een groote kwast aan, welke in het midden van het ledikant hing, het geen hem niet weinig deed verschrikken, dewijl hij zoodanig iets nog nooit had gezien, noch gevoeld, en geen begrip kon krijgen, wat hij toch had aangegrepen - eene kinderachtige vrees deed hem zijne verdere alleenspraaken staaken, hij wierp zich achter over, en wentelde zich, even als een zijworm, in eenen dikken drom van catoene en wolle dekens.
|
|