Het leven, gevoelens en zonderlinge reize van den landjonker Govert Hendrik Godefroi van Blankenheim tot den Stronk (2 delen)
(1800)–Willem Kist– Auteursrechtvrij
[pagina 115]
| |
hij de geschiedenis van samson en van daniel in den leeuwenkuil nog eens met aandacht geleezen, en dit was misschien de oorzaak van zijne nachtgezichten: aan het ontbijt werden de Dames met wijdloopige verhaalen van zijn droom niet weinig vergast. Zoo dra hij in zijne hooge wijsheid oordeelde, dat zijne Gemaalin genoeg voorbereid was tot het geen hij haar wilde te kennen geeven, maakte hij zijn voorneemen bekend om de waereld te gaan zien. Alle deze praeludia's zou hij juist niet gemaakt hebben, zoo hij geweeten had, dat zijn reis, in plaats van onaangenaam, bijzonder aangenaam was bij zijne wederhelft: zij veinsde echter een weinig droefgeestig te zijn, ja deed zich zelve op een vroegen morgen, op bed over modes spreekende, en over de fraaije winkels in Amsterdam, zoo veel geweld aan, dat zij met moeite eenige traanen uit haare oogen perste, die als rook verdweenen, zoo dra de Baron haar beloofde een fraai geschenk van daar te zullen medebrengen. De aftogt werd bepaald tegen veertien dagen daar na, dewijl dit tijdvak vereischt werd om alles tot de reize gereed te maaken. De oude statie - koets werd geschikt tot een reiskoets, groote koffers werden 'er gelucht en uitgeveegd; de dorpelingen waren, ieder naar zijn beroep, in vollen arbeid voor het Adelijk Huis. De jagthonden zelfs werden in dien tusschentijd veronachtzaamd, en het wild had de tergende onbeschaamdheid om tot aan de valbrug van het Slot | |
[pagina 116]
| |
te naderen, zonder dat het door iemand werd opgemerkt, het geen sedert de stichting van het Kasteel nog nooit had plaats gehad. Toen alles in gereedheid was, viel het den Baron nog gelukkig in, dat hij voor een reisgegezel moest zorgen, dewijl hij zich misschien in zijne eenzaamheid zou verveelen. emma herinnerde hem, dat lieden van aanzien altoos door eenen Secretaris vergezeld wierden, welke de voornaamste ontmoetingen als dan kortelijk optekenden, het geen zij een Journaal noemden. Wel ras kwam hem de Schout barend van poederen voor den geest; de looper werd gezonden om hem dit voor te stellen, het geen deze met wijdloopige dankbetuigingen voor de groote, en onverdiende eer bereidwillig aannam. Hij beval den Schout, nu Secretaris van Ambassade een reisgewaad gereed te lakten maaken, en met het zelve, en met zijne verdere bagagie, als mede met eenige boeken papier, en boschen pennen tot het concipieeren van het dag-journaal, (gelijk onze reizigers het gewoonlijk noemden) daags te voren op het Kasteel te koomen, om eens voorloopig een proef te neemen, of alles in orde was, en hoe zij in de koets zaten; aan welk bevel de Secretaris eerbiedig gehoorzaamde. |
|