Het leven, gevoelens en zonderlinge reize van den landjonker Govert Hendrik Godefroi van Blankenheim tot den Stronk (2 delen)
(1800)–Willem Kist– Auteursrechtvrij
[pagina 77]
| |||||||||||||||
geen op den middag ten twaalf, en des avonds ten zes uuren plegtig werd herhaald. Daar op kwamen, naar rang van opvolging, de Baron en de knechts uit handen van den Coeffeur; hunne hairen waren zoo wonderlijk, zoo wild, zoo besmeerd, zoo wit van de poeder, dat het eer scheen als of de kapper was omgekocht om hun belachlijk te maaken, dan wel dat hij zoo veel uuren bezig was geweest om hun eenig sieraad bij te zetten, en als zij dit door eenige wezenstrekken of gebaarden te kennen gaven, zwoer hij, dat zij te lomp waren om het fraaie daar van te zien, en dat zoodanig een kapsel tegenwoordig in Parijs de eerste smaak was. Naauwlijks waren zij gekleed, of de Adel kwam met hunne zwaare koetsen en logge paarden, de een vroeger, de ander laater, de poort van het Slot indraaven, met zulk een wind, geblaas, en getier, als of zij het Kasteel stormenderhand hadden ingenomen. - Zoo dra alle de gasten aanwezig waren, reden zij met de grootste plegtigheid en deftigheid naar de Kerk. De looper had reeds bevel ontfangen om den Voorzanger te verwittigen, dat hij den psalm zou aanheffen, zoo dra hij bij de aankomst der koetsen daar toe een wenk zou hebben gegeeven. Naauwlijks was dit teken opgeheven, of de Voorzanger gaf met een schriklijk geweld, en wijd opgesperden mond den toon aan; de meer dan | |||||||||||||||
[pagina 78]
| |||||||||||||||
gewoone plegtigheid deed hem den psalm wat te hoog inzetten, dezelfde opgeruimdheid heerschte bij de leken, en alle schreeuwden dus eenparig zoo geweldig, dat zeer veele bij het aannaderen der Edellieden reeds meer genoodzaakt waren te hoesten, dan dat zij zich in staat bevonden om verder met zingen voorttevaaren. Domine zaaymannius was niet minder opgeruimd, hij verhefte zijn stem met zulk een kracht, dat hij onder het preeken zich genoodzaakt vond, tot drie reizen toe, zijn duim op een plaats te zetten niet ver van het os pubis verwijderd, en zijn neusdoek om zijn onderbuik te binden, uit vrees van door een hernia belemmerd te zullen worden in het ten einde brengen van zijne (naar zijn oordeel) zoo wel doorwrochte predicatie. Bij den doop stond de schoone sexe van het Dorp met uitgerekte halzen op, zij bewonderden om strijd de kostelijke kanten, en de verdere decoratien van den jong geboornen, en hoe gezwind dat wichtje door alle de handen van Peters en Meters passeerde; zij vergeleeken zulks bij het afleveren van Noordhollandse kaasen, wanneer zij aan de waag worden gebragt, of ingescheept. Bij het besprengen schreeuwde de kleine hooggeboorne geweldig; dit hielden de oude boerinnen eenpaarig voor een goed voorteken, zij verzekerden, dat het kind eenen hoogen ouderdom zou bereiken. Zoo als de optogt kwam, keerde hij weder te rug met statige schreden, even als eene Italiaan- | |||||||||||||||
[pagina 79]
| |||||||||||||||
Processie ter eere van den Heiligen januarius. De maaltijd was mede eenig in zijne soort, en het penceel van den beroemden hogarts zou naauwlijks in staat zijn om denzelven naar waarheid af te maalen. Alle de producten waren op den Adelijken grond gewassen, en met bloemen rijkelijk versierd, en de tafel was zoodanig met vleesch en groentens overladen, dat men zich met moeite in staat bevond om zich te roeren en te beweegen. Niet weinig plaats nam het zoogenaamd braadvarkje weg, het welk bij gebrek van een zuigeling van dat geslacht, het middelste gedeelte van de tafel vervulde, en reeds dusdaanig uit de kluiten was gewassen, dat eenige der gasten zich achter het zelve konden verschuilen, even als achter eene reij van schanskorven. Het drinken van plegtige conditien met bocaalen werd tusschen den maaltijd in 't geheel niet vergeeten: de Baron had eenige weeken te voren zich daar toe reeds bereid, en eene lange lijst op de wijze van eene begraafenis-rol, gereed gemaakt, op welke op den voorgrond prijkte:
| |||||||||||||||
[pagina 80]
| |||||||||||||||
Bij het drinken van elk dezer gewigtige conditien werdt 'er een generaal salvo, door de bovengemelde bedienden uit de ganzenroeren gegeeven, en de Adelijke klok driemaal geklept. Na den maaltijd, en na eenigen tijd te hebben rondgewandeld door de tuinen en boschen, blies de jager op zijn hoorn, het geen voor de gasten een teken was, dat het Bal een aanvang zou neemen. Elk Heer nam met duizend complimen- | |||||||||||||||
[pagina 81]
| |||||||||||||||
ten een dame bij de hand, en leidde dezelve naar de zaal, waar de oude koetsier bartel, met een viool, de lijfknecht arie met een bas, en de jager jurrie met zijn waldhoorn op eene aandoenlijke wijze de ooren streelden, en een contredans aanheften. - Het dansen was geëvenredigd aan het muziek: men sprong zoo hoog op, men draaide met zulk een geweld in 't rond, en nochtans met zulke destige, staatige, trotsche, en lang uitgerekte aangezichten, dat de Professor en emma, die enkel aanschouwers waren, zich niet meer in staat bevonden om zich van lagchen te onthouden, vooral toen de kapsels der Heeren en Dames losgeraakten, en eene afvloejende balzem van zweet en van poeder en pomade de vuurroode gezichten, even als landkaarten beschilderde. Onvermoeid dansten zij voort, tot dat de opkoomende dageraad hen, den eenen voor, den anderen na, in de koetsen, en vervolgens naar hunne landgoederen te rug dreef. |
|