u afscheidt, ons beiden overdekken! kon het gebeente en het stof van uwe geliefde bij het uwe rusten! - Maar heb ik geen moeds genoeg om u te volgen, om mij te ontdoen van een ongelukkig leven, van eene booze waereld, die mij, zoo lang ik nog rondzwerve, zal versmaaden, en mijne zuivere liefde veroordeelen? zou eene andere, het geen zij zoo sterk beminde, niet tot in den dood zijn gevolgd, en zal ik, in mijnen verlaaten toestand, minder moed dan eene andere bezitten? - welke verfoeilijke gedachten koomen 'er in mijn ontroerd gemoed op! waar heen kan de wanhoop het hart der menschen niet vervoeren! zou ik deze gewijde plaats door eenen zelfsmoord bezoedelen? zou mijn vriend door zulk een schriklijk offer eenigen troost ontfangen? -
O! Eeuwige beschermer der ongelukkigen! die mijn hart en zuivere liefde kent, verligt mijne smarten, vermurw het ongevoelig hart van mijne wreede moeder, ik zal naar haar toe gaan, laat ik door heete traanen van berouw haare liefde weder verwerven, en zoo zij mij weder als haar kind aanneemt, dat zij mij dan dezen troost doe erlangen, dat mijn ligchaam, dat eerlang zal zijn uitgeteerd door droefheid en rouwe, herwaards moge worden overgebragt, om te rusten aan de zijde van mijnen vriend.