toogend op het Kasteel was gebragt, en door haare schoone handen werd verbonden, terwijl zij haare traanen vermengde met het bloed van den Ridder. -
Intusschen werden 'er kleederen opgezocht, en in alle opzichten groote zorg voor den ongelukkigen gedraagen: de looper sprong op het groote koets-paard om den Chirurgijn te gaan haalen; deze plaatste zich gezwind achter op het paard en galoppeerde naar het Slot toe, onder een hevig geraas der zalfdoozen, welke de Arts maar los in zijn zak had gestooken.
Op het gezicht van zoo veel bloed verbleekte de Heelmeester, zijne handen beefden, hij wist niet wat hij doen zou om zulk eene gaapende wond te geneezen, of van welk een hulpmiddel hij zich op dit oogenblik zou bedienen. De Baron bemerkte zijne verlegenheid, zijn hare begon driftig te kloppen, hij wist, dat hij den Chirurgijn had aangesteld, niet om zijne bekende kundigheden, maar om dat hij hem in 't geheim het meeste geld had aangeboden; met ongerustheid liep hij ginds en weder, de wroeging maakte hem spraakeloos
Eindelijk haalt de Arts een groote pleister uit zijn zak, en legt dezelve al beevende op de wonden; deeze scheen in den beginne eenige verzachting toe te brengen, de lijder sliep zelfs dien nacht nog eenige oogenblikken, en bevond zich des anderen daags wat beter.
De Barones verzocht hem te verhaalen wie zij