door een gezelschap van Zang- en Dichtkundigen opgegeven. Van pag. 81 tot 88.
No. XII.
Ik ben beter. Ik wil betaald worden. Bij die gelegenheid neem ik de vrijheid zommige lieden voor zotten uit te schelden. Ik laat bedanken voor 't vragen. Twee schriftelijke rapporten van drie Zanggodinnen. Ten gevalle van Vereuil hebben Calliope en Erato het laatste rapport met haar bloed ondertekend. De Heer Grendel en Boddaert geven Gedichten uit. Van pag. 89 tot 96.
No. XIII.
De taal in den toekomenden tijd. Een Ode aan een' heeten Zomerdag, welke in 't jaar 2000 zal gemaakt worden. Een gezicht van Thalia - De eerste April van 't jaar 2188 komt te voorschijn. De Kameniers van Thalia met namen, Epuurde Burleskie, Tweeslag en Doorloop - vertoonen zich. - In 't verschiet Arlequin vernieuwd. Een staaltjen van een doorloop. Derde Brief van Philo-musa, bevattende Tijdingen uit den Sentimenteelen weg. Publicatie tegen het gebruik van, bij plechtigheid gewoone, spreekwijzen. Van pag. 97 tot 104.
No. XIV.
Welmeenende Brief van N.N. Ik ontfang veele Brieven. Iets over de Brief van Z. Een Zangster in 't Westen wandelende ontmoet Erato, en maakt een Erotieke Alleenspraak, genaamd - Julia. Een lesjen voor soortgelijke Zangsters. Brief aan mijn' Boek-verkooper. Brief van J. Kinker over de Recensenten. Mijn antwoord hierop. Van pag. 105 tot 112.
No. XV.
Het spookt op 't Swanenburger Eiland. De schim van Swanenburg spreekt een Klinkdicht uit, over de inwooners van het Gehucht non sens. 't Geen er verder voervalt. Brief van den Heer W. Bilderdyk. Mijn antwoord. Elize van den Heer Gaignan de l'Ami; 't wil weinig zeggen. Van 113 tot 120.