Gedichten
(1819-1821)–Johannes Kinker– Auteursrechtvrij
[pagina 33]
| |
Voorgelezen ïn eene vergadering van Vrijmetselaren, te Amsterdam.
Triumf! hij viel, die de aard deed beven,
De vrijheid trapte met den voet,
Die, door geweld en list verheven,
Zijn' zetel vestte in menschenbloed!
't Verachtlijk Hoofd der volkverzwelgers,
(Zijn trotsche slaven) maar, weleer,
Het troetelkind der troonverdelgers
En vorstenmoorders, plofte neêr!
Van uit zijn hoogte viel hij neder,
Maar niet verpletterd door zijn' val.
Zweert, Volkren! dat zijn trots niet weder
Met nieuwe kracht verrijzen zal!
Weert, weert de tweedragt uit uw vanen! -
Verdelgt het monster, schoon het kermt:
Het nijlgedrocht weent valsche tranen.
Wee uwer! - zoo gij u ontfermt.
| |
[pagina 34]
| |
Zijn wanhoopskreet dringt door de wolken;
Die kreet vervangt zijn zegelied.
Hij vleit om Vrede; maar, ô Volken,
Mistrouwt den Vrede, dien hij biedt.
Op, Franken, op! herneemt uw waarde!
Wischt uit de teeknen uwer schand'!
Ja, wapent u; maar zuivert de aarde,
Verlost u van den dwingeland!
Die taak is de uwe! - Of, wilt ge, als flaven,
Zijn woesten trots en euvelmoed,
Met siddrende onderwerping staven?
Den wreedaard redden met uw bloed?....
Uw voortgezweepte duizendtallen
Op nieuw, voor 's vreemdelings belang,
Op 't heer der wrekers aan doen vallen?
Strijdt dan - maar vindt uw' ondergang!
Reeds tweemaal heeft hij u verraden;
Verliet u, reddloos, in 't gevaar:
Den lauwer uwer heldendaden,
Vlocht hij zich, vlugtend, in het haar.
Hij eischt, ten derdemaal, uw telgen.
Welaan! - Verschijnt in 't strijdperk weêr;
Maar om zijn' aanhang te verdelgen.
Op, Franken! velt den dwingland neêr!
| |
[pagina 35]
| |
Gij kende uw' pligt, Vrijmetselaren!
In 't onderjukte Nederland,
Bleeft gij getrouw; bij uwe altaren,
Boodt ge aan zijn' invloed wederstand.
Juicht, Eedlen! juicht! - Juicht, menschenvrinden!
Weest trotsch op uw' getanden rand;
Maar laat geen Volkshaat u verblinden;
Ontheiligt nooit den broederband!
Thans roept u 't heiligst regt ten strijde.
Te wapen! - 't Geldt der Volkren eer.
Gordt, Broeders, 't slagzwaard aan uw zijde,
Trekt op, en keert verwinnend weêr!
Maar laat geen wrok uw hart bewonen;
De woestheid zwijg', waar de eer gebiedt!
Vergeet bij 't strijden, weduw-zonen!
De kindren uwer moeder niet.
December 1813. |
|